(2.3 enkelvoudige en samengestelde zinnen behandelen we in een apart LessonUp)
Slide 2 - Diapositive
Zinsdelen
persoonsvorm PV
gezegde GEZ
onderwerp OW
lijdend voorwerp LV
meewerkend voorwerp MV
bijwoordelijke bepaling (de rest) BIJW.BEP
Slide 3 - Diapositive
2.1 PV, GEZ en OW
Slide 4 - Diapositive
Zinsdelen
Slide 5 - Diapositive
Hoe vind je een volledig zinsdeel?
Slide 6 - Diapositive
Een trucje om grammatica beter te begrijpen, is
DE TRAP
Slide 7 - Diapositive
Uitleg TRAP:
We beginnen altijd onderaan de trap.
Slide 8 - Diapositive
Trede 1: Zoek de persoonsvorm in de zin.
Slide 9 - Diapositive
Persoonsvorm zoeken
Tijdproef: Zet de zin in de andere tijd. De persoonsvorm verandert van tijd mee. Bijvoorbeeld:
Jan gaat naar huis vandaag.
Jan ging naar huis vandaag.
PV = gaat
Slide 10 - Diapositive
Persoonsvorm zoeken
Vraagproef: Zet de zin om in een vraag. De persoonsvorm komt vooraan in de zin te staan. Bijvoorbeeld.
Pim wil naar school.
Wil Pim naar school?
PV = wil
Slide 11 - Diapositive
Wat is de persoonsvorm in deze zin?
Ik
loop
naar
school.
persoonsvorm
Slide 12 - Question de remorquage
Trede 2: Zoek het gezegde in de zin (werkwoordelijk)?
Een werkwoordelijk gezegde bestaat uit alle werkwoorden in de zin. Dus ook de persoonsvorm.
Samen vormen zij één gezegde. Ook als ze niet naast elkaar staan in de zin.
Slide 13 - Diapositive
Trede 2: voorbeelden gezegde
Het apparaat werkt niet goed. GEZ. = werk
Was jij de borden af? GEZ. = was af (want het werkwoord is afwassen)
De gasten komen samen binnen. GEZ. = komen binnen
Slide 14 - Diapositive
hebben altijd een werkwoord.
vind je door de vraag: wie/ wat + pv?
vind je door de zin in een ander tijd te zetten.
is de persoonsvorm + alle andere werkwoorden
Zinnen
Het onderwerp
De persoonsvorm
Een werkwoordelijk gezegde
Slide 15 - Question de remorquage
Trede 3: Zet nu WIE? Voor de zinsdelen die je al gevonden hebt.
Voorbeeld; Jan eet kaas. Eet is de PV. Eet is ook het werkwoordelijk gezegde. Zet hier nu WIE? voor en dan krijg je de vraag; Wie eet? Antwoord is Jan. Jan is dus het ONDERWERP.
De derde traptrede is het ONDERWERP.
Slide 16 - Diapositive
Wat is het onderwerp?
Caro legt het onderwerp uit.
A
Caro
B
legt
C
het onderwerp
D
uit
Slide 17 - Quiz
Trede 4: Zet nu de WAT?
Vraag voor de zinsdelen die je al hebt gevonden. Dus Wat eet Jan? Antwoord is het lijdend voorwerp: kaas. Het lijdend voorwerp ( traptrede 4) begint NOOIT met een voorzetsel en is te vervangen door het woordje: “iets”.
Slide 18 - Diapositive
Lijdend voorwerp
Slide 19 - Diapositive
Wat is het lijdend voorwerp?
Klas niveau 2 leert het lijdend voorwerp vinden.
A
Klas niveau 2
B
leert
C
het lijdend voorwerp
D
vinden
Slide 20 - Quiz
Trede 5: Zoek nu het meewerkend voorwerp in de zin.
Stel jezelf de vraag AAN wie of VOOR wie?
Zet deze vraag voor de zindelen die je al eerder op de trap hebt kunnen vinden.
Slide 21 - Diapositive
Bijvoorbeeld:
Jan heeft een cadeau voor zijn vrouw gekocht.
PV = heeft
WG = heeft gekocht
OW = (Wie heeft gekocht?)= Jan
LV = (Wat heeft Jan gekocht?)= een cadeau
MV = (Aan wie of voor wie heeft Jan een cadeau gekocht?)= voor zijn vrouw
Slide 22 - Diapositive
Jan gaf de toets aan de leraar.
Wat is het meewerkend voorwerp?
A
Jan
B
gaf
C
de toets
D
aan de leraar
Slide 23 - Quiz
Trede 6: zoek de rest
BWB noemen we ook wel rest = Alles wat er in een zin over blijft, valt in de “prullenbak”.
De bijwoordelijke bepaling geeft antwoord op vragen als; wanneer, waarom, hoe, hoelaat, waar enz.
Slide 24 - Diapositive
Voorbeeld:
Op het station heb ik haar een boek gegeven.
PV = heb / WG = heb gegeven
OW = ik / LV= een boek / MV = haar
BWB/rest= ( Waar heb ik haar een boek gegeven?)= op het station
Slide 25 - Diapositive
Henk LOOPT in de winkel
INGRID geeft lucas een nieuwe fiets.
Ik geef HEM morgen een klap.
De fiets is BLAUW
MORGEN volg ik weer les.
Onderwerp
persoonsvorm
Lijdend voorwerp
Meewerkend voorwerp
Bijwoordelijke bepaling
Slide 26 - Question de remorquage
Maken
Blz. 152-161, alle opdrachten
Digitaal: 2.1 opdr. 1 t/m 7 + extra opdracht
2.2 1 t/m 7 + extra opdracht
Rustig werktempo? Maak alleen de normale opdrachten