thema 'het onderwijs' les 1

• NT2
• Voortgezet speciaal onderwijs
• Leerroute 1

Thema 'het onderwijs'

les 1

woordenschatlessen op A2-niveau ter voorbereiding op het inburgeringsexamen.

het onderwijs

Iedereen  in Nederland heeft recht op onderwijs.

het beroepsonderwijs

Op het beroepsonderwijs leer je een beroep.

De leerlingen schrijven de woorden in een woordenschrift en zetten eventueel de vertaling erbij. 

het voortgezet onderwijs

VMBO, HAVO en VWO zijn voortgezet onderwijs

het wetenschappelijk onderwijs

Op de universiteit krijg je wetenschappelijk onderwijs.

de studie

Ik doe de studie psychologie.

de student

De student is een persoon die studeert.

het onderzoek

Als je onderzoek doet, moet je veel zoeken, lezen en schrijven.

de lesmethode

Taalcompleet is een lesmethode voor NT2.

de wetenschap

Economie is een wetenschap.

de wetenschapper

Deze wetenschapper onderzoek het Coronavaccin.

het college

Les aan de universiteit noemen we een college.

de kennis

Als je veel leert, heb je veel kennis.

de opleiding

Hij volgt een opleiding voor administratief medewerker.

de geschiedenis

We leren over de Nederlandse geschiedenis bij KNM.

de biologie

We leren bij biologie over de mens, de planten en de dieren.

de aardrijkskunde

Bij aardrijkskunde leer je waar Parijs ligt.

de wiskunde

Hij heeft veel kennis van getallen, hij studeert wiskunde.

betekenissen

betekenissen

Wat is dit?

Wat is dit?

Wat is dit?

Wat is dit?

Welk woord hoort niet in het rijtje?

1. de wetenschap
2. de wetenschapper
3. het wetenschappelijk onderwijs
4. het beroepsonderwijs

Welk woord hoort niet in het rijtje?

1. de geschiedenis
2. de aardrijkskunde
3. de biologie
4. het college

Maak een zin met
'de student'

Maak een zin met
"de wetenschapper".

Maak een zin met
"de opleiding".

Maak een zin met
"het voortgezet onderwijs".

Werkvorm 1 - in duo's

Je krijgt van de docent een stapel kaartjes met plaatjes.

Je draait om de beurt een kaartje om en vertelt wat er op het kaartje staat. Je geeft ook de betekenis van het woord en een voorbeeldzin.

Werkvorm 2 - mix en ruil

Iedereen krijgt van de docent een kaartje met een plaatje. 

Als de docent zegt: 'start!' loopt iedereen door de klas.

Als de docent zegt; 'stop!' dan sta je stil en bespreekt met de persoon die bij jou in de buurt staat wat op je kaartje staat. Je geeft ook de betekenis van het woord en een voorbeeldzin.

Ben je klaar? Ruil de kaartjes en wacht totdat de docent weer zegt: 'start!'