thema 'het formulier en de agenda' les 3

• NT2
• Voortgezet speciaal onderwijs
• Leerroute 1

Thema 'het formulier en de agenda'

les 3

woordenschatlessen op A2-niveau ter voorbereiding op het inburgeringsexamen.

de meneer  /  de heer

Dag meneer, mag ik u iets vragen?

De heer en mevrouw Jansen zijn onze buren.

de mevrouw  /  de dame

Wij krijgen les van mevrouw Valda.

Dames en heren, van harte welkom in de les.

De leerlingen schrijven de woorden in een woordenschrift en zetten eventueel de vertaling erbij. 

de identiteit

De politie kende de identiteit van de dief.

de identiteitskaart

De conducteur controleert de identiteitskaart.

de handtekening

Ik zet mijn handtekening op de brief.

het telefoonnummer

Je kunt me bereiken op mijn telefoonnummer.

de vreemdeling

De vreemdeling was op zoek naar een huis.

de moedertaal

Mijn moedertaal is Nederlands.

de herkomst

Herans land van herkomst is Eritrea.

de afspraak

Om 11 uur heb ik een afspraak bij de tandarts.

spellen

Kun jij deze woorden spellen?

scheiden

Ze houden niet meer van elkaar en daarom gaan ze scheiden.

gescheiden

Na 7 jaar huwelijk zijn onze buren gescheiden.

samenwonen

Het stel is niet getrouwd, maar woont wel samen.

invullen

Kun jij dat formulier even invullen?

inleveren

Lege batterijen kun je inleveren bij de supermarkt.

betekenissen

betekenissen

Wat is dit?

Wat is dit?

Wat is dit?

Wat is dit?

Welk woord hoort niet in het rijtje?

1. de buitenlander
2. de alleenstaande
3. de vreemdeling
4. de herkomst

Welk woord hoort niet in het rijtje?

1. de alleenstaande
2. scheiden
3. gescheiden
4. samenwonen

Welk woord hoort niet in het rijtje?
LET OP: het gaat om de woordsoort!!!

1. de afspraak
2. spellen
3. invullen
4. inleveren

Maak een zin met het woord "de herkomst".

Maak een zin met het woord "de moedertaal".

Maak een zin met het woord "de vreemdeling".

Maak een zin met één van deze woorden:
"de meneer", "de heer",
"de mevrouw", "de dame".

Werkvorm 1 - in duo's

Je krijgt van de docent een stapel kaartjes met plaatjes.

Je draait om de beurt een kaartje om en vertelt wat er op het kaartje staat. Je geeft ook de betekenis van het woord en een voorbeeldzin.

Werkvorm 2 - mix en ruil

Iedereen krijgt van de docent een kaartje met een plaatje. 

Als de docent zegt: 'start!' loopt iedereen door de klas.

Als de docent zegt; 'stop!' dan sta je stil en bespreekt met de persoon die bij jou in de buurt staat wat op je kaartje staat. Je geeft ook de betekenis van het woord en een voorbeeldzin.

Ben je klaar? Ruil de kaartjes en wacht totdat de docent weer zegt: 'start!'