thema 'de school' les 2

• NT2
• Voortgezet speciaal onderwijs
• Leerroute 1

Thema 'de school'

les 2

woordenschatlessen op A2-niveau ter voorbereiding op het inburgeringsexamen.

de oefening

Wij maakten een oefening over de werkwoorden

het schema

De informatie stond in een duidelijk schema

De leerlingen schrijven de woorden in een woordenschrift en zetten eventueel de vertaling erbij. 

het probleem

Mijn auto is kapot. Nu heb ik een probleem

het onderwijs

Leerlingen verdienen goed onderwijs.

de les

De docent geeft heel goed les.

de basisschool

Als je vier wordt, mag je naar de basisschool.

de middelbare school

Na de basisschool ga je naar de middelbare school

de scholier

De scholier maakte nooit huiswerk.

de meester

Op de basisschool had ik een leuke meester.

de lerares

De lerares Nederlands was erg aardig.

het vak

Elk lesuur heb ik een ander vak.

de taal

De Nederlandse taal is moeilijk.

het woordenboek

Ik zoek de betekenis op in het woordenboek.

het voorbeeld

De lerares gaf een voorbeeld van een som.

de taak

Ik vond de taak erg moeilijk.

de opdracht

Hij wist niet wat hij moest doen, omdat hij de opdracht niet begreep.

het gesprek

Morgen heb ik een gesprek met mijn leraar.

de tekst

Door de kleine letters kon ik de tekst niet lezen.

de pauze

In de pauze drink ik een kop koffie.

het antwoord

Weet jij het antwoord op die vraag?

betekenissen

betekenissen

Wat is dit?

Wat is dit?

Wat is dit?

Wat is dit?

Welk woord hoort niet in het rijtje?
de meester - de lerares - het onderwijs - het voorbeeld

1. de meester
2. de lerares
3. het onderwijs
4. het voorbeeld

Welk woord hoort niet in het rijtje?
de taak - de oefening - het woordenboek - de les

1. de taak
2. de oefening
3. het woordenboek
4. de les

Welk woord hoort niet in het rijtje?
de basisschool - de pauze -
de middelbare school - het onderwijs

1. de basisschool
2. de pauze
3. de middelbare school
4. het onderwijs

Maak een woord van deze letters.
sch-l-ie-o-r

Maak een woord met deze letters.
e - t - t - k - s

Werkvorm 1 - in duo's

Je krijgt van de docent een stapel kaartjes met plaatjes.

Je draait om de beurt een kaartje om en vertelt wat er op het kaartje staat. Je geeft ook de betekenis van het woord en een voorbeeldzin.

Werkvorm 2 - mix en ruil

Iedereen krijgt van de docent een kaartje met een plaatje. 

Als de docent zegt: 'start!' loopt iedereen door de klas.

Als de docent zegt; 'stop!' dan sta je stil en bespreekt met de persoon die bij jou in de buurt staat wat op je kaartje staat. Je geeft ook de betekenis van het woord en een voorbeeldzin.

Ben je klaar? Ruil de kaartjes en wacht totdat de docent weer zegt: 'start!'