Plusles Nederlands: meewerkend voorwerp en bijwoordelijke bepaling

• Nederlands
• Middelbare school
• vmbo b, k, g
• Leerjaar 3

Plusles Nederlands

Online: hoe pakken we dat aan?

Oefenen deze week: het meewerkend voorwerp.

Hoe pakken we dit aan?

Normaal: werken aan jouw leerpunten.

Nu: gezamenlijk deel. Daarna hulp bij hw.

Stappenplan zinsontleding

1. Persoonsvorm --> Zin vragend maken, pv voorop. Of: verander de tijd. Pv verandert mee.

2. Werkwoordelijk gezegde --> Alle werkwoorden in de zin (+pv).

3. Onderwerp --> Wie/wat + wwg?

4. Lijdend voorwerp --> Wie/wat + wwg + ow?

5. Meewerkend voorwerp --> de ontvanger. Aan/voor wie?

1. PV: Gisteren hebben mijn ouders mij een nieuwe telefoon gegeven.

2. WWG: Gisteren hebben mijn ouders mij een nieuwe telefoon gegeven.

3. OW: Gisteren hebben mijn ouders mij een nieuwe telefoon gegeven.

Wie/wat + wwg?

4. LV: Gisteren hebben mijn ouders mij een nieuwe telefoon gegeven.

Wie/wat + wwg + ow?

5. MV: Gisteren hebben mijn ouders mij een nieuwe telefoon gegeven.

Aan/voor wie?

1. PV: Waarom heb je die koekjes voor je hond gekocht?

LET DUS OP!

Als er een vraagwoord vooraan in de zin staat, is het tweede woord de persoonsvorm! 

Vraagwoorden: waar, wanneer, hoe, waarom, wat, enz.

2. WWG: Waarom heb je die koekjes voor je hond gekocht?

3. OW: Waarom heb je die koekjes voor je hond gekocht?

Wie/wat + wwg?

4. LV: Waarom heb je die koekjes voor je hond gekocht?

Wie/wat + wwg + ow?

5. MV: Waarom heb je die koekjes voor je hond gekocht?

Aan/voor wie?

LET DUS OP!

Als er 'aan' of 'voor' bij het meewerkend voorwerp staat, dan hoort dat altijd bij het meewerkend voorwerp!

Zelf werken

Ga zelf aan de slag met het huiswerk voor NE.

Blijf online! Ik  ben er voor hulp