Qu'est-ce que LessonUp
Rechercher
Canaux
Connectez-vous
S'inscrire
‹
Revenir à la recherche
Nederlands veel gemaakte fouten
Wat is de verleden tijd van 'willen'?
Wij ........ gisteren naar de film.
A
Wij wilden
B
Wij wouen
C
wij willen
D
Wij wouden
1 / 50
suivant
Slide 1:
Quiz
Nederlands
Basisschool
Groep 8
Cette leçon contient
50 diapositives
, avec
quiz interactifs
,
diapositives de texte
et
4 vidéos
.
Commencer la leçon
Partager
Imprimer la leçon
Éléments de cette leçon
Wat is de verleden tijd van 'willen'?
Wij ........ gisteren naar de film.
A
Wij wilden
B
Wij wouen
C
wij willen
D
Wij wouden
Slide 1 - Quiz
Hoe heet een kleiner ogend paard?
A
ponnie
B
ponny
C
ponie
D
pony
Slide 2 - Quiz
Slide 3 - Diapositive
Hoe schrijf je: des winters ?
(met de komma op de juiste plek)
A
's winters
B
s'winters
C
d'winters
D
winter's
Slide 4 - Quiz
Hoe schrijf je dat iets op zaterdag is?
......... gaan we een visje eten.
A
's saterdags
B
s' zaterdags
C
zaterdags
D
's Zaterdags
Slide 5 - Quiz
Slide 6 - Vidéo
AFBREEK REGEL toepassen:
Het woord 'kroketten' moet afgebroken worden aan het eind van een regel
A
ik lust graag krok- etten
B
Ik lust graag krokett- en
C
ik lust graag kro- ketten
D
Ik lust graag kroke -tten
Slide 7 - Quiz
Wat is de antoniem van warm?
Slide 8 - Question ouverte
Vul het meervoud in: bijv.
een deur - twee deuren
een kelder - twee ....
A
kelder's
B
kelders
C
kelderen
D
kelderens
Slide 9 - Quiz
Vul het verklein woord in.
bijv. een klein huis is een: huisje
Een kleine oma is een:
Slide 10 - Question ouverte
Vul het verklein woord in.
Een kleine paraplu noemen we een ......
Slide 11 - Question ouverte
Wat is een tweede homoniem van 'aarde'?
A
wereld
B
aarde
C
wereldbol
D
zand
Slide 12 - Quiz
Bijvoeglijk naamwoord
Een bijvoeglijk naamwoord is een woord dat een eigenschap of toestand van een zelfstandig naamwoord benoemt. Bijvoorbeeld: Het zegt iets over de auto.
In 'de rode auto' is
rode
een bijvoeglijk naamwoord.
Slide 13 - Diapositive
Bezittelijk voornaamwoord:
Dat zijn woorden die ons vertellen 'van wie' het bezit is. Hier zie je er twee:
Mijn
auto is over
jouw
voet gereden!
Slide 14 - Diapositive
Wat zijn hier bijvoeglijk naamwoorden?
Mijn vader rijdt in een vieze gele volvo.
A
vieze
B
vieze gele
C
gele
D
Mijn
Slide 15 - Quiz
Wat is hier een bezittelijk voornaamwoord?
Mijn vader rijdt in een vieze gele auto.
A
rijdt
B
gele
C
vieze gele
D
Mijn
Slide 16 - Quiz
Een
stoffelijk
bijvoeglijk naamwoord
Dat zijn bijvoeglijk naamwoorden gemaakt van een stof of een bepaald materiaal.
Het hek is van ijzer wordt dan:
Het
ijzeren
hek, de
glazen
tafel, de
houten
kast.
Opvallend is hier dat de letter
-n
wordt aangeplakt!!!
Slide 17 - Diapositive
Hoe schrijf je dit: een hoed van papier gemaakt?
A
een papiere hoed
B
een papieren hoed
C
een papier en hoed
D
een papierachtige hoed
Slide 18 - Quiz
Wat is een synoniem van 'prettig verblijf'.
A
aangenaam verblijf
B
geschikt verblijf
C
geslaagd verblijf
D
mooi gebouw
Slide 19 - Quiz
Welk bijvoeglijk naamwoord is fout?
A
de grote afvalbak
B
de kleine afvalbak
C
de blauwe afvalbak
D
de grijzen afvalbak
Slide 20 - Quiz
Vul in: marsepein
Een .................. snoepje
A
een marsepeine snoepje
B
een marsepeinen snoepje
C
een marsepein snoepje
D
een marsepijne snoepje
Slide 21 - Quiz
Wat is hier goed?
Je weet toch dat ik van boeken.....!
A
hou
B
hout
C
houdt
D
houd
Slide 22 - Quiz
Als je iets vermoedt, dan .....
A
dan moet je een verplichte taak doen
B
dan denk je dat iets zo is.
C
dan ben je dapper
D
dan zakt de moed je in de schoenen
Slide 23 - Quiz
Wat bedoelt iemand als hij zegt:
Ik peins er niet over!
A
Ik wil er niet eens aan denken
B
Ik droom er niet van
C
Ik negeer het
D
Ik peuter er niet aan
Slide 24 - Quiz
Slide 25 - Vidéo
Vul in de goede vorm van vinden:
.......je echt dat je genoeg geoefend hebt?
Slide 26 - Question ouverte
Schrijf je juiste vorm van vermoeden:
Ik weet niet wat jij......., maar het klopt niet!
Slide 27 - Question ouverte
Slide 28 - Vidéo
Is dit goed?
Het is hun schuld!
A
Ja
B
Nee
Slide 29 - Quiz
Is dit goed?
Ik geef hun alle waardering!
A
Ja
B
Nee
Slide 30 - Quiz
Is dit goed?
Ik geef de boeken terug aan hun.
A
Ja
B
Nee
Slide 31 - Quiz
Tegenwoordige tijd (t.t.)kent twee vormen:
De onvoltooid tegenwoordige tijd (o.t.t.)
• ik lees
• ik werk
De voltooid tegenwoordige tijd (v.t.t.):
• ik heb gelezen
• ik heb gewerkt
Slide 32 - Diapositive
Verleden tijd (v.t.) kent twee vormen:
De onvoltooid verleden tijd (o.v.t.):
• ik las
• ik werkte
De voltooid verleden tijd (v.v.t.):
• ik had gelezen
• ik had gewerkt
Slide 33 - Diapositive
Ik koop een nieuwe broek.
De tijd waarin deze zin staat is:
A
de onvoltooid tegenwoordige tijd (o.t.t.)
B
de voltooid tegenwoordige tijd (v.t.t.)
C
de onvoltooid verledentijd (o.v.t.)
D
de voltooid verledentijd (v.v.t.)
Slide 34 - Quiz
Ik kocht een nieuwe broek.
De tijd waarin deze zin staat is:
A
de onvoltooid tegenwoordige tijd (o.t.t.)
B
de voltooid tegenwoordige tijd (v.t.t.)
C
de onvoltooid verledentijd (o.v.t.)
D
de voltooid verledentijd (v.t.t.)
Slide 35 - Quiz
Ik heb een nieuwe broek gekocht.
De tijd waarin deze zin staat is:
A
de onvoltooid tegenwoordige tijd (o.t.t.)
B
de voltooid tegenwoordige tijd (v.t.t.)
C
de onvoltooid verledentijd (o.v.t.)
D
de voltooid verledentijd (v.v.t.)
Slide 36 - Quiz
Ik had een nieuwe broek gekocht.
De tijd waarin deze zin staat is:
A
de onvoltooid tegenwoordige tijd (o.t.t.)
B
de voltooid tegenwoordige tijd (v.t.t.)
C
de onvoltooid verledentijd (o.v.t.)
D
de voltooid verledentijd (v.v.t.)
Slide 37 - Quiz
Je leest de krant en kijkt naar de sportpagina.
Wat is opvallend op deze pagina's?
A
Alle artikelen gaan over sport
B
Er is een samenvatting over sport
C
Hier staat wie gewonnen heeft
D
Hier kun je je aanmelden voor een sportclub
Slide 38 - Quiz
Welke zin staat in een vragende vorm?
A
Ik geef je de aardappels aan
B
Geef je mij de aardappels aan
C
Aardappels geef je mij aan
D
Je geeft mij aardappels aan
Slide 39 - Quiz
Henk heeft al dagen niks gegeten.
Wat is het werkwoordelijk gezegde in deze zin?
A
heeft
B
niks
C
gegeten
D
heeft gegeten
Slide 40 - Quiz
Maarten geeft Klaas een glimmende appel.
Wat is het lijdend voorwerp in deze zin?
A
Klaas
B
Maarten
C
een glimmende appel
D
appel
Slide 41 - Quiz
Ik had graag een mooi cadeau willen krijgen.
Wat is het werkwoordelijk gezegde in deze zin?
A
had willen
B
Ik had
C
cadeau
D
had willen krijgen
Slide 42 - Quiz
Slide 43 - Vidéo
Welke zin staat in de (actieve) bedrijvende vorm?
A
Lieke zette de taart op het aanrecht
B
De taart wordt door Lieke op het aanrecht gezet
C
Het aanrecht krijgt een taart van Lieke
D
Wordt de taart op het aanrecht gezet
Slide 44 - Quiz
Welke zin staat in de (passieve) lijdende vorm?
A
Lieke zette de taart op het aanrecht
B
De taart wordt door Lieke op het aanrecht gezet
C
Het aanrecht krijgt een taart van Lieke
D
Wordt de taart op het aanrecht gezet
Slide 45 - Quiz
www.google.com
Slide 46 - Lien
Wat is hier het signaalwoord?
Om 14.00 uur start de wandeltocht, ondanks dat er vanmiddag veel regen is voorspeld.
A
wandeltocht
B
regen
C
ondanks
D
14.00 uur
Slide 47 - Quiz
Welk antwoord is goed? (vermoeden)
Ik denk dat je moeder meer ......
vermoed
vermoet
vermoedt
Slide 48 - Sondage
(verbranden)
Ik zag het ....... huis om de hoek.
verbrande
verbrandde
verbranden
Slide 49 - Sondage
(haten)
zij heeft hem lang .........
gehaad
behaad
verhaat
gehaat
Slide 50 - Sondage
Plus de leçons comme celle-ci
VWO 2 - SPELLING - PVTT - PVVT - VD - ENGELSE WW OEFENEN
Décembre 2020
- Leçon avec
25 diapositives
Nederlands
Middelbare school
vwo
Leerjaar 2
Spelling h4|h5|H6 - 1A EN 1B - vrijdag 16 juni
Juin 2023
- Leçon avec
43 diapositives
Nederlands
Middelbare school
vwo
Leerjaar 1
Werkwoordspelling: pvtt, pvvt, vd, od, bn
Janvier 2023
- Leçon avec
42 diapositives
Nederlands
Middelbare school
havo
Leerjaar 1
Oefentoets taalverzorging mh1
Février 2023
- Leçon avec
35 diapositives
Nederlands
Middelbare school
mavo
Leerjaar 1
HV1 les 4 week 9-1 P3 werkwoorden: H7 tijden, voltooid & onvoltooid deelwoord, infinitief
Février 2024
- Leçon avec
41 diapositives
Nederlands
Middelbare school
havo
Leerjaar 1
GR 7.2 - Actief en passief
Septembre 2022
- Leçon avec
13 diapositives
Nederlands
Middelbare school
havo, vwo
Leerjaar 1
Les 3 (extra uitleg; differentiëren) Spelling 1A
Avril 2024
- Leçon avec
38 diapositives
Nederlands
Middelbare school
vmbo k, g
Leerjaar 1
Werkwoordspelling les 4: voltooid deelwoord, onvoltooid deelwoord, voltooid deelwoord als bn
Septembre 2019
- Leçon avec
46 diapositives
Nederlands
Middelbare school
vwo
Leerjaar 2