2.3 Leven in een industriestad

Herhaling 1.1

1.2  Leven in een industriestad 
1 / 16
suivant
Slide 1: Diapositive
GeschiedenisMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 2

Cette leçon contient 16 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 25 min

Éléments de cette leçon

Herhaling 1.1

1.2  Leven in een industriestad 

Slide 1 - Diapositive

Bedrijf waar met machines grote hoeveelheden producten worden gemaakt. 
Werk dat mensen thuis voor een ondernemer doen om wat extra geld te verdienen. 
De opkomst van industrie in een gebied waar eerst vooral aan landbouw werd gedaan. 
Grote verandering in West-Europa door de komst van fabrieken en nieuwe vervoersmiddelen aan het eind van de 18e eeuw en in de 19e eeuw. 
Economisch systeem waarbij alles draait om winst maken. Grond en fabrieken zijn in handen van ondernemers. 
Fabrieken
Huisnijverheid 
Industriële revolutie
Industrialisatie 
Kapitalisme 

Slide 2 - Question de remorquage

Hoe worden de machines in een fabriek aangedreven?

Slide 3 - Question ouverte

Wat voor machine zag je op de vorige dia?
En wat heeft deze machine te maken met het einde van de huisnijverheid?

Slide 4 - Question ouverte

Wat was de belangrijkste reden waarom er spoorlijnen en kanalen gemaakt werden?
A
Zodat mensen zich sneller konden vervoeren
B
Producten konden sneller vervoerd worden
C
Er was daardoor meer werkgelegenheid
D
De mensen vonden dit leuk om te maken

Slide 5 - Quiz


De tijd van burgers en stoommachines
§2.3 Leven in een industriestad
 

Slide 6 - Diapositive

Werken in de fabriek
  • Honderdduizenden mensen gingen werken in de fabriek. Hun leefomstandigheden waren erg slecht.
  • Ze werkten lang en hard. Alleen op zondag waren ze vrij. 
  • Lage lonen 
  • Vrouwen en kinderen lagere lonen dan mannen 
  • Het had weinig zin om te gaan demonstreren tegen het zware arbeidersbestaan. Voor jou 10 anderen. Als je toch ging demonstreren werd je ontslagen. 
  • Het werken was ook nog eens heel erg gevaarlijk. De ondernemers deden niets om het werken veilig te maken. Dat kostte immers geld. 
  • In de fabriek was het ook nog eens ongezond. De lucht was smerig en de machines maakten erg veel lawaai. 

Slide 7 - Diapositive

Wonen bij de fabriek
  • Veel mensen verhuisden naar de dorpjes waar de fabrieken stonden. Langzaam veranderden deze dorpjes in grote industriesteden. Arbeiders woonden naast de fabriek, want je moest er heen lopen
  • Het wonen naast de fabrieken was erg ongezond. Dag en nacht bliezen de schoorstenen vuile rook uit. De woonwijken waren erg smerig.
  • Rond 1850 werden er vakbonden opgericht. Dit was een organisatie van de arbeiders. Deze vakbonden konden onderhandelen met de bazen of een staking uitroepen.

Slide 8 - Diapositive

Verschillende lagen van de bevolking
  1. Rijke burgers
  2. Middenklasse
  3. Fabrieksarbeiders

Slide 9 - Diapositive

Slide 10 - Diapositive

Wat zie je in de comic?

Slide 11 - Question ouverte

Eind 19e eeuw 
  • Pas aan het eind van de 19e eeuw kregen arbeiders het wat beter 
  • Overheid zorgde voor waterleidingen en rioleringen 
  • Beter onderwijs  

Slide 12 - Diapositive

Kinderwetje van Van Houten
  • 1874: de wet verbiedt kinderarbeid tot 12 jaar 
  •  1901: alle kinderen van 7 tot 12 jaar moeten naar school 

Slide 13 - Diapositive

Bij welke laag van de bevolking horen het kantoorpersoneel en winkeliers?
A
Rijke burgers
B
Middenklasse
C
Fabrieksarbeiders
D
Arme burgers

Slide 14 - Quiz

Bij welke laag van de bevolking horen de fabrikanten, bankiers en advocaten?
A
Rijke burgers
B
Middenklasse
C
Fabrieksarbeiders
D
Arme burgers

Slide 15 - Quiz

Nadelen als je een
fabrieksarbeider was

Slide 16 - Carte mentale