Qu'est-ce que LessonUp
Rechercher
Canaux
Connectez-vous
S'inscrire
‹
Revenir à la recherche
Woordsoorten
Lidwoorden
Er zijn drie lidwoorden: de, het & een
Lidwoorden staan voor zelfstandig naamwoorden.
Bijv.
de
kat,
het
konijn,
een
hond
1 / 14
suivant
Slide 1:
Diapositive
Nederlands
Praktijkonderwijs
Leerjaar 2
Cette leçon contient
14 diapositives
, avec
quiz interactifs
et
diapositives de texte
.
Commencer la leçon
Partager
Imprimer la leçon
Éléments de cette leçon
Lidwoorden
Er zijn drie lidwoorden: de, het & een
Lidwoorden staan voor zelfstandig naamwoorden.
Bijv.
de
kat,
het
konijn,
een
hond
Slide 1 - Diapositive
Welke lidwoorden zie je in de volgende zin?
De vader brengt een kind naar de school met de auto.
A
De, het & een
B
Het & een
C
De & een
D
vader, kind, auto
Slide 2 - Quiz
Zelfstandig naamwoord
Een zelfstandig naamwoord staat achter een lidwoord.
Een dier, mens of ding.
Bijv. de
kat
, de
schilder
, een
stoel
Slide 3 - Diapositive
Vul een voorbeeld in van
een zelfstandig naamwoord:
Slide 4 - Carte mentale
Wat is een zelfstandig naamwoord in de volgende zin? (je kunt meerdere antwoorden geven)
Mijn moeder deed de was in de wasmachine.
A
Moeder
B
Was
C
Wasmachine
D
de
Slide 5 - Quiz
Bijvoeglijk naamwoord
Een woord dat iets zegt over een zelfstandig naamwoord.
Dit kunnen bijvoorbeeld eigenschappen, kleuren, emoties zijn.
Bijv. het
puntige
hek, de
witte
schoen, de
blije
juf
Slide 6 - Diapositive
Vul een voorbeeld in van
een bijvoeglijk naamwoord:
Slide 7 - Carte mentale
Welke bijvoeglijk naamwoorden zitten in de volgende zin?
(er zijn meerdere antwoorden goed)
Het kleine meisje heeft met haar nieuwe schoenen in de modder gestapt.
A
Kleine
B
meisje
C
nieuwe
D
modder
Slide 8 - Quiz
Werkwoorden
Dingen die je doet.
Bijv. ik
fiets
, jij
rent
, wij
eten
, hij
zit
Slide 9 - Diapositive
Vul een voorbeeld in
van een werkwoord:
Slide 10 - Carte mentale
Welke werkwoorden zitten er in de volgende zin:
De fietsende jongen rijd naar de dokter.
A
fietsende
B
rijd
C
dokter
D
de
Slide 11 - Quiz
Voorzetsel
Een woord dat een plaats aangeeft.
Er zijn veel voorzetsels
Bijv. De kat verstopt zich
in
de doos.
Bijv. Het mens springt
op
de trampoline.
Bijv. Ik stop de boeken terug
in
de kast.
Slide 12 - Diapositive
Welke voorzetsels komen voor in de volgende zin?
Op de tafel staat een glas, in het glas zit melk en naast het glas staat het bord.
A
Op, in, naast
B
de, in, het
C
onder, boven, op
D
bord, glas
Slide 13 - Quiz
Vul andere voorbeelden
van voorzetsels in:
Slide 14 - Carte mentale
Plus de leçons comme celle-ci
Woordsoorten
Décembre 2021
- Leçon avec
14 diapositives
Nederlands
Praktijkonderwijs
Leerjaar 2
Oefentoets taalverzorging mh1
Février 2023
- Leçon avec
35 diapositives
Nederlands
Middelbare school
mavo
Leerjaar 1
4.7 - woordsoorten
Avril 2024
- Leçon avec
24 diapositives
Nederlands
Middelbare school
vmbo b
Leerjaar 1
HIN - 3TB Grammatica woordsoorten herhaling
il y a 27 jours
- Leçon avec
38 diapositives
Nederlands
Middelbare school
vmbo k, g, t, mavo
Leerjaar 3
HEJ - 1TA Grammatica woordsoorten herhaling
il y a 14 jours
- Leçon avec
41 diapositives
Nederlands
Middelbare school
vmbo k, g, t, mavo
Leerjaar 3
grammatica H4 1kg
Juin 2024
- Leçon avec
12 diapositives
Nederlands
Middelbare school
vmbo g
Leerjaar 1
HEJ - 3TL Grammatica woordsoorten herhaling
il y a 29 jours
- Leçon avec
39 diapositives
Nederlands
Middelbare school
vmbo k, g, t, mavo
Leerjaar 3
Grammatica woordsoorten herhaling
il y a 14 jours
- Leçon avec
36 diapositives
Nederlands
Middelbare school
vmbo k, g, t, mavo
Leerjaar 3