§1.6 moleculaire stoffen, molecuulmassa en %

Wat weet je nog uit de 3e klas
Uitleg paragraaf 1.6
Even checken 
Wat gaan we doen vandaag?
1 / 24
suivant
Slide 1: Diapositive
ScheikundeMiddelbare schoolmavoLeerjaar 4

Cette leçon contient 24 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Wat weet je nog uit de 3e klas
Uitleg paragraaf 1.6
Even checken 
Wat gaan we doen vandaag?

Slide 1 - Diapositive

Na deze les over § 1.6 kun je:

    • uitleggen wat de formule van een moleculaire stof aangeeft.
    • een moleculaire stof een naam geven met gebruik van de aanduidingen mono, di, tri, tetra en penta.
    • de molecuulmassa van moleculaire en ionaire verbindingen berekenen.
    • het massapercentage van een element in een verbinding berekenen.
    Wat weet je na deze les

    Slide 2 - Diapositive

    Ionaire stoffen
    Deze stoffen bestaan uit een positief metaal-ion en een negatief niet-metaal-ion (BINAS: blauw/geel)
    De uitzondering is het ammonium-ion (NH4+)

    Slide 3 - Diapositive

    Moleculaire stoffen
    • Deze stoffen bestaan uit 2 of meer niet-metaalatomen (BINAS: gele elementen). 
    • De uitzondering is het ammonium-ion (NH4+).
    • Het meest linkse element komt eerst.
    • De naam van het tweede element is dezelfde als bij de ionen (oxide, chloride enz.)


    Slide 4 - Diapositive

    Zout

    • bestaat uit een metaal en een       niet-metaal
    • de + en - ionen trekken elkaar aan. hierdoor ontstaan ion-bindingen
    Samenvattend
    Moleculaire stof

    • bestaat uit niet-metalen

    • de atomen in het molecuul zijn met elkaar verbonden met atoombindingen

    • moleculen trekken elkaar aan met molecuulbindingen 

    Slide 5 - Diapositive

    Eerste vraag bij elke stof:
    • moleculair (geel-geel in BINAS tabel 34) 
    • of ionair (blauw-geel in BINAS tabel 34)
    De naam van een stof opstellen

    Slide 6 - Diapositive

    Bij de naamgeving van moleculaire stoffen gebruiken Griekse telwoorden.

    1 = mono
    2 = di
    3 = tri
    4 = tetra
    5 = penta
    Griekse telwoorden

    Slide 7 - Diapositive

    Wat is de naam van deze stof: P2O5

    • schrijf de namen van de atomen op: 
         fosfor en oxide (zuurstof in een naam is ALTIJD oxide) 
    • Kijk hoevaak ze voorkomen in het molecuul en zet dat getal ervoor
         2x Fosfor en 5x oxide  
    • vervang deze cijfers door de Griekse telwoorden
         2 = di en 5= penta
    • schrijf de volledige naam op:
         difosforpentaoxide

    Wanneer het eerste atoom 1x voorkomt, gebruik je normaliter het voorvoegsel MONO, maar bij dit eerste atoom mag je dit weglaten.
    Voorbeeld: een molecuulformule is gegeven 

    Slide 8 - Diapositive

    Wat is de molecuulformule van deze stof: difosforpentaoxide

    • schrijf de symbolen van de atomen op: 
         fosfor = F en zuurstof = O (zuurstof in een naam is ALTIJD oxide) 
    • kijk hoevaak de atomen voorkomen in het molecuul
         di = 2 en penta = 5
    • Schijf deze cijfers als index bij het juiste atoom. Je hebt nu de molecuulformule
         P2O5  


    Voorbeeld: de naam is gegeven 

    Slide 9 - Diapositive

    Een moleculaire stof bestaat uit..
    A
    niet-metaal atomen
    B
    metaal-atomen
    C
    niet metaal atoom en een metaal atoom
    D
    uit atomen

    Slide 10 - Quiz

    Welke stof is geen moleculaire stof?
    A
    H2O
    B
    C6H12O6
    C
    Fe2O3
    D
    CO

    Slide 11 - Quiz

    Wat is de naam van
    SO3
    A
    monozwaveltri-oxide
    B
    zwavelmono-oxidetri
    C
    zwaveloxide
    D
    zwaveltri-oxide

    Slide 12 - Quiz

    Wat is de naam van


    PCl3(g)
    A
    fosforchloride
    B
    fosfortrichloride
    C
    monofosfortrichloride
    D
    trifosformonochloride

    Slide 13 - Quiz

    De deeltjes in de kern (protonen en neutronen) van een atoom bepalen de massa van een atoom.

    Een molecuul is opgebouwd uit atomen

    Dus de massa van een molecuul wordt bepaald door alle protonen en neutronen van de atomen in een molecuul (eenheid is u)

    Hoe zwaar is een molecuul?

    Slide 14 - Diapositive

    Stappenplan

    • Schrijf op welke atomen er in je molecuul zitten en hoeveel ze voorkomen
    • Zoek de atoommassa op 
    • Vermenigvuldig per atoom de atoommassa met hoeveel ze voorkomen
    • Tel vervolgens deze getallen op

    Hoe bereken de de molecuul massa

    Slide 15 - Diapositive

    Glucose is C6H12O6


      Een voorbeeld: glucose
      atomen
      atoommassa
      aantal x in molecuul
      totale massa
      C
      12u
      6x
      72u
      H
      1u
      12x
      12u 
      O
      16
      6x
      96u
      atoommassa glucose:
      180u
      _____+

      Slide 16 - Diapositive

      Wat is de molecuulmassa van CO2
      A
      44u
      B
      30u
      C
      28u
      D
      12u

      Slide 17 - Quiz

      Wat is de molecuulmassa van de alkaan C2H6
      A
      13u
      B
      30u
      C
      18u
      D
      25u

      Slide 18 - Quiz

      Stappenplan 

      • bereken de massa van het atoom
      • bereken de massa van het molecuul
      • bereken het percentage
       
      Massapercentage van een atoom in een molecuul

      Slide 19 - Diapositive

      Wat is het massapercentage van koolstof in glucose (C6H12O6)

      • De massa van de 6 atomen koolstof: 6 x 12u = 72u
      • De massa van glucose = 180u (zie vorig voorbeeld)
      • Het massa percentage koolstof in glucose is:

       
      Massapercentage van een atoom in een molecuul

      Slide 20 - Diapositive

      wat is de molecuulmassa van H2SO4?
      A
      98u
      B
      96u
      C
      49u
      D
      78u

      Slide 21 - Quiz

      wat is het massapercentage van zuurstof in H2SO4?
      A
      16,3%
      B
      32,7%
      C
      65,3%
      D
      45,1%

      Slide 22 - Quiz

      Leerdoel
      Opgave
      Je kunt uitleggen wat de formule van een moleculaire stof aangeeft.
      80,
      Je kunt een moleculaire stof een naam geven met gebruik van de aanduidingen mono, di, tri, tetra en penta.
      81, 82, 83, 84, 85
      Je kunt de molecuulmassa van moleculaire en ionaire verbindingen berekenen.
      86, 87, 88
      Je kunt het massapercentage van een element in een verbinding berekenen.
      Huiswerk
      Maak de opgaves per leerdoel tot je de stof beheerst. 
      Als je merkt dat je de stof beheerst kun je naar de volgende leerdoelen gaan. Anders....blijven oefenen!

      Slide 23 - Diapositive

      Slide 24 - Diapositive