H3 - woordenschat

H3 - woordenschat
1 / 11
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 4

Cette leçon contient 11 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 40 min

Éléments de cette leçon

H3 - woordenschat

Slide 1 - Diapositive

Programma
- Welkom
- Doelen
- Instructie
- Aan het werk
- Evaluatie

Slide 2 - Diapositive

Doelen
Aan het einde van de les

- weet je wat er bedoeld wordt met letterlijk en figuurlijk taalgebruik
- ken je de begrippen understatement, overdrijving en taalgrapje
- kun je deze begrippen benoemen in zinnen.

Slide 3 - Diapositive

Taalgebruik
Taalgebruik kan letterlijk of figuurlijk zijn.
1. Mijn zusje liet mijn broer de kaas van haar brood eten. (l)
2. Mijn zusje laat zich altijd de kaas van het brood eten. (f) 

Betekenis:
1. De broer eet de kaas op van het zusje. 
2. Het zusje kan zich niet goed verdedigen tegen anderen. 

Slide 4 - Diapositive

Figuurlijk taalgebruik
Schrijver kan trucs gebruiken om tekst interessanter te maken. 

- Overdrijving: "Wat een kast van een huis!" -> valt extra op
- Understatement: "We hebben die villa bekeken. Best een leuk stulpje." -> zwakt iets af.
Grapje: "Je kletst me de oren van het hoofd!" (tegen iemand die nooit iets zegt) -> beetje spottend

Slide 5 - Diapositive

Even oefenen
Geef van onderstaande zinnen aan of er letterlijk of figuurlijk taalgebruik gebruikt is. Geef ook aan welke vorm van figuurlijk taalgebruik gebruikt is als dit het geval is. 

Slide 6 - Diapositive

We hebben eeuwen op ons cijfer moeten wachten.
A
letterlijk
B
figuurlijk, overdrijving
C
figuurlijk, understatement
D
figuurlijk, grapje

Slide 7 - Quiz

Mijn tante is niet bepaald slank.
A
letterlijk
B
figuurlijk, overdrijving
C
figuurlijk, understatement
D
figuurlijk, grapje

Slide 8 - Quiz

Heeft Jordy dat kunstje al onder de knie?
A
letterlijk
B
figuurlijk, overdrijving
C
figuurlijk, understatement
D
figuurlijk, grapje

Slide 9 - Quiz

Aan de slag
Wat?                       Opdr. 2 t/m 9, blz. 99 t/m 101
Hoe?                       Zelfstandig, met oortjes
Tijd?                        Ca. 25 minuten
Hulp?                      Vraag je duo / docent
Uitkomst?             Antwoorden via Magister
Huiswerk?            Opdr. 2 t/m 4 af voor volgende les

Slide 10 - Diapositive

Doelen
Aan het einde van de les

- weet je wat er bedoeld wordt met letterlijk en figuurlijk taalgebruik
- ken je de begrippen understatement, overdrijving en taalgrapje
- kun je deze begrippen benoemen in zinnen.

Slide 11 - Diapositive