*Werkwoordspelling gebiedende wijs, vwo 1

Werkwoordspelling
Gebiedende wijs 
1 / 12
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

Cette leçon contient 12 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 2 vidéos.

Éléments de cette leçon

Werkwoordspelling
Gebiedende wijs 

Slide 1 - Diapositive

Gebiedende wijs
Bij de gebiedende wijs geef je een bevel. Je zegt dus wat iemand moet doen. De gebiedende wijs schrijf je als de stam van het werkwoord (ik-vorm).

Voorbeelden:
Ruim je kamer op!
Ga nu onmiddellijk naar huis!
Eet je groente op!

In een zin met een gebiedende wijs staat nooit een onderwerp.


Slide 2 - Diapositive

Werkwoordsvormen
Er zijn 7 verschillende werkwoordsvormen: 
- persoonsvorm tegenwoordige tijd (pvtt)
- persoonsvorm verleden tijd (pvvt)
- voltooid deelwoord (volt. dw)
- onvoltooid deelwoord (onvolt. dw)
- Infinitief (inf) --> hele werkwoord
- Bijvoeglijk naamwoord (bn)
- Gebiedende wijs (gw)

Slide 3 - Diapositive

Vul de juiste vorm van het werkwoord tussen haakjes in.

Vorige week (aanvaarden) Joep Anna’s excuses niet.

Slide 4 - Question ouverte

Vul de juiste vorm van het werkwoord tussen haakjes in.

Wie (houden) jij voor de gek?

Slide 5 - Question ouverte

Vul de juiste vorm van het werkwoord tussen haakjes in.

(Worden) toch eens volwassen!

Slide 6 - Question ouverte

Vul de juiste vorm van het werkwoord tussen haakjes in.

Het is al voor de tiende keer (gebeuren).

Slide 7 - Question ouverte

Vul de juiste vorm van het werkwoord tussen haakjes in.

De (stelen) auto werd de volgende dag teruggevonden.

Slide 8 - Question ouverte

Werkwoordsvormen
Er zijn 7 verschillende werkwoordsvormen: 
- persoonsvorm tegenwoordige tijd (pvtt)
- persoonsvorm verleden tijd (pvvt)
- voltooid deelwoord (volt. dw)
- onvoltooid deelwoord (onvolt. dw)
- Infinitief (inf) --> hele werkwoord
- Bijvoeglijk naamwoord (bn)
- Gebiedende wijs (gw)

Slide 9 - Diapositive

Opdracht
Maak samen met degene naast je zinnen waarin alle werkwoordsvormen die we hebben gezien voorkomen.

Je mag 7 zinnen maken met steeds een werkwoordsvorm, of zinnen met meerdere werkwoordsvormen (dan hoef je minder zinnen te maken).

vb. 'Geef mijn gekafte boek weer terug dat je  gestolen hebt!' beval Jan dreigend toen hij de dief hoorde wegsluipen.

Slide 10 - Diapositive

Slide 11 - Vidéo

Slide 12 - Vidéo