*Instaptoets werkwoordspelling, vwo 1

Instaptoets werkwoordspelling. Wat weet je nog? 
1 / 43
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

Cette leçon contient 43 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Instaptoets werkwoordspelling. Wat weet je nog? 

Slide 1 - Diapositive

Welke werkwoordsvorm ken je nog?

Slide 2 - Question ouverte

Werkwoordsvormen
Er zijn 7 verschillende werkwoordsvormen: 
- persoonsvorm tegenwoordige tijd (pvtt)
- persoonsvorm verleden tijd (pvvt)
- voltooid deelwoord (volt. dw)
- onvoltooid deelwoord (onvolt. dw)
- Infinitief (inf) --> hele werkwoord
- Bijvoeglijk naamwoord (bn)
- Gebiedende wijs (gw)

Slide 3 - Diapositive

Vul de juiste vorm van het werkwoord tussen haakjes in.

Vorige week (aanvaarden) Joep Anna’s excuses niet.

Slide 4 - Question ouverte

Vul de juiste vorm van het werkwoord tussen haakjes in.

Wie (houden) jij voor de gek?

Slide 5 - Question ouverte

Vul de juiste vorm van het werkwoord tussen haakjes in.

Het (verwarmen) zwembad was toch nog steeds heel koud.

Slide 6 - Question ouverte

Vul de juiste vorm van het werkwoord tussen haakjes in.

(Fluiten) liep Joris over straat.

Slide 7 - Question ouverte

Vul de juiste vorm van het werkwoord tussen haakjes in.

(Worden) toch eens volwassen!

Slide 8 - Question ouverte

Vul de juiste vorm van het werkwoord tussen haakjes in.

De brief (worden) opnieuw gelezen.

Slide 9 - Question ouverte

Vul de juiste vorm van het werkwoord tussen haakjes in.

(Vinden) je zus ook dat je moet gaan?

Slide 10 - Question ouverte

Vul de juiste vorm van het werkwoord tussen haakjes in.

Het is al voor de tiende keer (gebeuren).

Slide 11 - Question ouverte

Vul de juiste vorm van het werkwoord tussen haakjes in.

Hij (lachen) mij gisteren vierkant uit.

Slide 12 - Question ouverte

Vul de juiste vorm van het werkwoord tussen haakjes in.

De (stelen) auto werd de volgende dag teruggevonden.

Slide 13 - Question ouverte

Vul de juiste vorm van het werkwoord tussen haakjes in.

Vorige maand (wachten) de slachtoffers tevergeefs op de politie.

Slide 14 - Question ouverte

Vul de juiste vorm van het werkwoord tussen haakjes in.

Jammer genoeg (gebeuren) dat wel eens en dat vind ik jammer.

Slide 15 - Question ouverte

Vul de juiste vorm van het werkwoord tussen haakjes in.

De (lachen) jongen keek niet goed uit.

Slide 16 - Question ouverte

Vul de juiste vorm van het werkwoord tussen haakjes in.

Janne is (verhuizen) naar Groningen.

Slide 17 - Question ouverte

Vul de juiste vorm van het werkwoord tussen haakjes in.

Vanwege een storing (rijden) de trein vandaag niet verder.

Slide 18 - Question ouverte

Vul de juiste vorm van het werkwoord tussen haakjes in.

Gisteren (mixen) Maryam de ingrediënten voor het deeg.

Slide 19 - Question ouverte

Vul de juiste vorm van het werkwoord tussen haakjes in.

Ik (vermoeden) van wel.

Slide 20 - Question ouverte

Vul de juiste vorm van het werkwoord tussen haakjes in.

De bezorger (overhandigen) mij gisteren een prachtig boeket.

Slide 21 - Question ouverte

Vul de juiste vorm van het werkwoord tussen haakjes in.

Wij hebben de hele avond (dansen).

Slide 22 - Question ouverte

Vul de juiste vorm van het werkwoord tussen haakjes in.

De agente arresteert de winkeldief terwijl hij haar (bedreigen - tt).

Slide 23 - Question ouverte

Vul de juiste vorm van het werkwoord tussen haakjes in.

De docent heeft dat (beloven).

Slide 24 - Question ouverte

Vul de juiste vorm van het werkwoord tussen haakjes in.

Jij (voeden) jouw kinderen heel vrij op.

Slide 25 - Question ouverte

Vul de juiste vorm van het werkwoord tussen haakjes in.

De (constateren) gebreken zijn niet zo ernstig.

Slide 26 - Question ouverte

Vul de juiste vorm van het werkwoord tussen haakjes in.

Bibi heeft jarenlang (hockeyen).

Slide 27 - Question ouverte

Vul de juiste vorm van het werkwoord tussen haakjes in.

Amor (richten) zijn pijlen tien jaar geleden op Paul en Annet.

Slide 28 - Question ouverte

Vul de juiste vorm van het werkwoord tussen haakjes in.

De (verwachten) woedeaanval bleef uit.

Slide 29 - Question ouverte

Vul de juiste vorm van het werkwoord tussen haakjes in.

De leraar heeft dat echt (beweren).

Slide 30 - Question ouverte

Vul de juiste vorm van het werkwoord tussen haakjes in.

Tijdens de vorige sportdag (lopen) wij veel harder dan normaal.

Slide 31 - Question ouverte

Vul de juiste vorm van het werkwoord tussen haakjes in.

Erik heeft van zijn vakantiegeld een zakmes (kopen).

Slide 32 - Question ouverte

Vul de juiste vorm van het werkwoord tussen haakjes in.

De (bewerken) foto is gewist.

Slide 33 - Question ouverte

Bij welke werkwoordsvorm hoort het grootgedrukte woord?

Zij gaan volgende week VISSEN op de Noordzee.
A
pvvt
B
volt dw
C
inf
D
gw

Slide 34 - Quiz

Bij welke werkwoordsvorm hoort het grootgedrukte woord?

Karel en Hans hebben alvast online INGECHECKT voor hun vlucht naar Zuid-Afrika.
A
pvvt
B
volt dw
C
inf
D
gw

Slide 35 - Quiz

Bij welke werkwoordsvorm hoort het grootgedrukte woord?

RUIM nu onmiddellijk je kamer eens op!
A
pvvt
B
volt dw
C
inf
D
gw

Slide 36 - Quiz

Bij welke werkwoordsvorm hoort het grootgedrukte woord?

DANSEND liep het vrolijke kind door de straat.
A
pvtt
B
volt dw
C
onvolt dw
D
bn

Slide 37 - Quiz

Bij welke werkwoordsvorm hoort het grootgedrukte woord?

De VERBRANDE huizen zijn volledig verwoest.
A
bn
B
volt dw
C
inf
D
onvolt dw

Slide 38 - Quiz

Bij welke werkwoordsvorm hoort het grootgedrukte woord?

De gehaaste jongen RACETE met zijn fiets zo snel mogelijk naar huis.
A
pvvt
B
volt dw
C
inf
D
pvtt

Slide 39 - Quiz

Bij welke werkwoordsvorm hoort het grootgedrukte woord?

Ik heb me zeer VERBAASD over jouw gedrag.
A
pvtt
B
volt dw
C
pvvt
D
bn

Slide 40 - Quiz

Bij welke werkwoordsvorm hoort het grootgedrukte woord?

Wat GEBEURT er met de afgedankte kleding?
A
pvtt
B
volt dw
C
pvvt
D
bn

Slide 41 - Quiz

Bij welke werkwoordsvorm hoort het grootgedrukte woord?

De AANGEHOUDEN man stribbelde heel hard tegen toen zijn koffer werd geïnspecteerd.
A
pvvt
B
volt dw
C
inf
D
bn

Slide 42 - Quiz

Bij welke werkwoordsvorm hoort het grootgedrukte woord?

MELD jij de docent dat zij zich overal mee bemoeit?
A
pvtt
B
volt dw
C
inf
D
gw

Slide 43 - Quiz