Oefentoets werkwoordspelling havo
1 / 32
Éléments de cette leçon
Slide 1 - Diapositive
Slide 2 - Diapositive
Vul de juiste vorm van het werkwoord tussen haakjes in.
Vorige week (aanvaarden) Joep Anna’s excuses niet.
Vorige week (aanvaarden) Joep Anna’s excuses niet.
Slide 3 - Question ouverte
Vul de juiste vorm van het werkwoord tussen haakjes in.
Wie (houden) jij voor de gek?
Wie (houden) jij voor de gek?
Slide 4 - Question ouverte
Vul de juiste vorm van het werkwoord tussen haakjes in.
Het (verwarmen) zwembad was toch nog steeds heel koud.
Het (verwarmen) zwembad was toch nog steeds heel koud.
Slide 5 - Question ouverte
Vul de juiste vorm van het werkwoord tussen haakjes in.
(Fluiten) liep Joris over straat.
(Fluiten) liep Joris over straat.
Slide 6 - Question ouverte
Vul de juiste vorm van het werkwoord tussen haakjes in.
(Worden) toch eens volwassen!
(Worden) toch eens volwassen!
Slide 7 - Question ouverte
Vul de juiste vorm van het werkwoord tussen haakjes in.
De brief (worden) opnieuw gelezen.
De brief (worden) opnieuw gelezen.
Slide 8 - Question ouverte
Vul de juiste vorm van het werkwoord tussen haakjes in.
(Vinden) je zus ook dat je moet gaan?
(Vinden) je zus ook dat je moet gaan?
Slide 9 - Question ouverte
Vul de juiste vorm van het werkwoord tussen haakjes in.
Het is al voor de tiende keer (gebeuren).
Het is al voor de tiende keer (gebeuren).
Slide 10 - Question ouverte
Vul de juiste vorm van het werkwoord tussen haakjes in.
Hij (lachen) mij gisteren vierkant uit.
Hij (lachen) mij gisteren vierkant uit.
Slide 11 - Question ouverte
Vul de juiste vorm van het werkwoord tussen haakjes in.
De (stelen) auto werd de volgende dag teruggevonden.
De (stelen) auto werd de volgende dag teruggevonden.
Slide 12 - Question ouverte
Vul de juiste vorm van het werkwoord tussen haakjes in.
Vorige maand (wachten) de slachtoffers tevergeefs op de politie.
Vorige maand (wachten) de slachtoffers tevergeefs op de politie.
Slide 13 - Question ouverte
Vul de juiste vorm van het werkwoord tussen haakjes in.
Jammer genoeg (gebeuren) dat wel eens en dat vind ik jammer.
Jammer genoeg (gebeuren) dat wel eens en dat vind ik jammer.
Slide 14 - Question ouverte
Vul de juiste vorm van het werkwoord tussen haakjes in.
De (lachen) jongen keek niet goed uit.
De (lachen) jongen keek niet goed uit.
Slide 15 - Question ouverte
Vul de juiste vorm van het werkwoord tussen haakjes in.
Janne is (verhuizen) naar Groningen.
Janne is (verhuizen) naar Groningen.
Slide 16 - Question ouverte
Vul de juiste vorm van het werkwoord tussen haakjes in.
Vanwege een storing (rijden) de trein vandaag niet verder.
Vanwege een storing (rijden) de trein vandaag niet verder.
Slide 17 - Question ouverte
Vul de juiste vorm van het werkwoord tussen haakjes in.
Gisteren (mixen) Maryam de ingrediënten voor het deeg.
Gisteren (mixen) Maryam de ingrediënten voor het deeg.
Slide 18 - Question ouverte
Vul de juiste vorm van het werkwoord tussen haakjes in.
Ik (vermoeden) van wel.
Ik (vermoeden) van wel.
Slide 19 - Question ouverte
Vul de juiste vorm van het werkwoord tussen haakjes in.
De bezorger (overhandigen) mij gisteren een prachtig boeket.
De bezorger (overhandigen) mij gisteren een prachtig boeket.
Slide 20 - Question ouverte
Vul de juiste vorm van het werkwoord tussen haakjes in.
Wij hebben de hele avond (dansen).
Wij hebben de hele avond (dansen).
Slide 21 - Question ouverte
Vul de juiste vorm van het werkwoord tussen haakjes in.
De agente arresteert de winkeldief terwijl hij haar (bedreigen - tt).
De agente arresteert de winkeldief terwijl hij haar (bedreigen - tt).
Slide 22 - Question ouverte
Vul de juiste vorm van het werkwoord tussen haakjes in.
De docent heeft dat (beloven).
De docent heeft dat (beloven).
Slide 23 - Question ouverte
Vul de juiste vorm van het werkwoord tussen haakjes in.
Jij (voeden) jouw kinderen heel vrij op.
Jij (voeden) jouw kinderen heel vrij op.
Slide 24 - Question ouverte
Vul de juiste vorm van het werkwoord tussen haakjes in.
De (constateren) gebreken zijn niet zo ernstig.
De (constateren) gebreken zijn niet zo ernstig.
Slide 25 - Question ouverte
Vul de juiste vorm van het werkwoord tussen haakjes in.
Bibi heeft jarenlang (hockeyen).
Bibi heeft jarenlang (hockeyen).
Slide 26 - Question ouverte
Vul de juiste vorm van het werkwoord tussen haakjes in.
Amor (richten) zijn pijlen tien jaar geleden op Paul en Annet.
Amor (richten) zijn pijlen tien jaar geleden op Paul en Annet.
Slide 27 - Question ouverte
Vul de juiste vorm van het werkwoord tussen haakjes in.
De (verwachten) woedeaanval bleef uit.
De (verwachten) woedeaanval bleef uit.
Slide 28 - Question ouverte
Vul de juiste vorm van het werkwoord tussen haakjes in.
De leraar heeft dat echt (beweren).
De leraar heeft dat echt (beweren).
Slide 29 - Question ouverte
Vul de juiste vorm van het werkwoord tussen haakjes in.
Tijdens de vorige sportdag (lopen) wij veel harder dan normaal.
Tijdens de vorige sportdag (lopen) wij veel harder dan normaal.
Slide 30 - Question ouverte
Vul de juiste vorm van het werkwoord tussen haakjes in.
Erik heeft van zijn vakantiegeld een zakmes (kopen).
Erik heeft van zijn vakantiegeld een zakmes (kopen).
Slide 31 - Question ouverte
Vul de juiste vorm van het werkwoord tussen haakjes in.
De (bewerken) foto is gewist.
De (bewerken) foto is gewist.
