Spreken en gesprekken voeren: Zinnen en woorden

Spreken en gesprekken voeren
Woordenschat vergroten + handige zinnen
1 / 40
suivant
Slide 1: Diapositive
EngelsMBOStudiejaar 1,2

Cette leçon contient 40 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Spreken en gesprekken voeren
Woordenschat vergroten + handige zinnen

Slide 1 - Diapositive

Hoe vraag je om hulp in het Engels? (informeel)

Slide 2 - Question ouverte

Een bekende groeten of aanspreken (informeel)
Lang niet gezien!
Long time no see!
Erg leuk om je weer te zien!
So nice to see you again!
Het spijt me heel erg!
I’m so sorry!
Kom binnen.
Come on in.
Tot kijk! / Doei.
See you (later)! / Bye.

Slide 3 - Diapositive

Hoe stel je jezelf voor in het Engels? (informeel)

Slide 4 - Question ouverte

Hoe vraag je hoe het met iemand gaat in het Engels? (informeel)

Slide 5 - Question ouverte

Hoe zeg je: Pardon, mag ik u iets vragen?

Slide 6 - Question ouverte

Hoe zeg je dat het je spijt? (formeel)

Slide 7 - Question ouverte

Beleefd groeten of aanspreken (formeel)
Goedemorgen / -middag / -avond.
Good morning / afternoon / evening.
Ik zou graag iets willen bestellen.
I would like to order something.
Het was leuk om u te ontmoeten.
It was nice / a pleasure to meet you.
Nog een fijne dag.
Have a nice day.

Slide 8 - Diapositive

Zeggen wat je ergens van vindt
Ik vind ...
I think ...
Ik vind ... leuk / niet leuk.
I like / don’t like / dis­like ...
Ik geef de voorkeur aan..
I prefer ...
Ik vind deze erg leuk/lek­ker.
I think this one is really nice/tasty.
Deze/Dit is mijn eer­ste keus.
This is my num­ber one.
Dat is belachelijk/geweldig!
That’s ri­dicu­lous/great!

Slide 9 - Diapositive

Hoe zeg je dat iets je (minst) favoriet is?

Slide 10 - Question ouverte

Voor je mening uitkomen
Naar mijn men­ing ...
In my opin­ion ...
Ik ben het (on)eens met..
I (dis)agree with ...
Ik ben (niet) geïn­teress­eerd in ...
I’m (not) in­ter­ested in ...
Ik ben er (niet) van over­tuigd dat ...
I’m (not) con­vinced that ...

Slide 11 - Diapositive

Hoe zeg je: Ik ben (stel­lig) van men­ing

Slide 12 - Question ouverte

Hoe zeg je: Ik ben er (ab­so­luut) zeker van dat ...

Slide 13 - Question ouverte

Vragen om herhaling of verduidelijking
Ik ben bang dat ik het niet begrijp.
I’m afraid I don’t understand.
Zou u dat misschien willen herhalen?
Could you repeat that for me, please?
Zou u wat langzamer willen praten?
Could you speak more slowly, please?
Zou u dat kunnen uitleggen?
Could you explain that?

Slide 14 - Diapositive

Vragen om herhaling of verduidelijking
Ik ben bang dat ik het niet begrijp.
I’m afraid I don’t understand.
Zou u dat misschien willen herhalen?
Could you repeat that for me, please?
Zou u wat langzamer willen praten?
Could you speak more slowly, please?
Zou u dat kunnen uitleggen?
Could you explain that?

Slide 15 - Diapositive

Hoe zeg je: Ik wil graag een afspraak maken.

Slide 16 - Question ouverte

Iemand uit­nodi­gen
Ik zou je/u graag wil­len uit­nodi­gen om …
I would like to in­vite you to …
Zul­len we za­ter­d­ag lunchen?
Shall we have lunch on Sat­urday?
Ik geef een feest. Kom je ook?
I’m hav­ing a party. Would you like to come?
Laten we vrijd­ag af­sprek­en bij ...
Let’s meet at ... on Fri­day.

Slide 17 - Diapositive

Informatie vragen
Hoe laat ko­men we op onze be­stem­ming aan?
What time will we ar­rive at our des­tin­a­tion?
Kunt u me ver­tellen hoe ik in … kom?
Could you tell me how I get to …?
Sorry, dat heb ik niet helemaal be­gre­pen.
I’m sorry, I didn’t quite get that.
Zou u dat al­stublieft kunnen her­halen?
Could you re­peat that, please?

Slide 18 - Diapositive

Instructies volgen
Neem de rol­trap naar bene­den en sla link­saf.
Take the es­cal­at­or down­stairs and turn left.
U kunt papier­en kaartjes ko­pen bij de auto­maat.
You can buy pa­per tick­ets from the ma­chine.
Check altijd in aan het be­gin van je reis.
Al­ways touch in at the start of your jour­ney.
Denk eraan dat je uitcheckt bij de poortjes wan­neer je het sta­tion ver­laat.
Make sure you touch out at the gates when leav­ing the sta­tion.

Slide 19 - Diapositive

Hoe zeg je: U moet twee keer over­stap­pen.

Slide 20 - Question ouverte

Informatie geven
Ik werk op de af­del­ing ra­di­olo­gie.
I work in the ra­di­ology de­part­ment.
Ik kom uit Neder­land.
I am / I’m from the Neth­er­lands.
Ik ben derde­jaars stu­dent ver­plee­gkunde.
I’m a third-year stu­dent nurse.
Ik leer voor automon­teur.
I’m study­ing to be­come a car mech­an­ic.
Ik doe een mbo-opleiding.
I’m tak­ing / do­ing a vo­ca­tion­al qual­i­fic­a­tion.

Slide 21 - Diapositive

Hoe zeg je: Hallo, ik ben ...; ik ben de nieuwe sta­gi­air(e).

Slide 22 - Question ouverte

Vertaal: vrije tijd
A
Time off
B
Spare time
C
Free time
D
Free clock

Slide 23 - Quiz

informatie vragen
Op welke af­del­ing werkt u?
In which de­part­ment do you work?
Hoelang werkt u hier al?
How long have you worked here?
Ho­eveel mensen werken er bij dit bedrijf?
How many people work for this com­pany?
Wat voor werk doet u pre­cies?
What kind of work do you do ex­actly?

Slide 24 - Diapositive

informatie vragen
Waar studeer je voor?
What are you study­ing?
Hoelang du­urt je stud­ie?
How long does your study take?
Welke opleiding heb je / heeft u gedaan?
What train­ing have you had?
Heb je ook nog er­gens an­ders stage ge­lo­pen?
Have you done train­ee­ships else­where?
Mag ik je/u iets per­soon­lijks vragen?
May I ask you a per­son­al ques­tion?

Slide 25 - Diapositive

Je mening geven en iemands mening vragen
Naar mijn mening ...
In my opinion, ...
Ik vind dit geen goed plan.
I don’t think this is a good plan.
Wat vind jij van …?
What do you think about/of ...?
Ben jij het ook eens met haar?
Do you agree with her too?
Wat is jouw mening?
What’s your opinion?

Slide 26 - Diapositive

Handige zinnen:
Goede­mor­gen/-mid­dag. Ik heet ju­l­lie van harte welkom.
Good morn­ing / af­ter­noon, I would like to wel­come you here today.
Ik vind het fijn ju­l­lie hier vandaag te ver­welko­men.
It’s my pleas­ure to wel­come you here today.
Laat ik be­ginnen met mezelf voor te stel­len: mijn naam is ...
Let me start by in­tro­du­cing my­self: my name is ...

Slide 27 - Diapositive

Zeggen dat je het wel of niet met iemand eens bent
Ik ben het helemaal/niet met hem eens.
I completely/don’t agree with him.
Ik snap wat je bedoelt.
I see what you mean.
Ik denk dat we het anders zien.
I think we see it differently.
Ik begrijp je punt, maar ...
I understand your point, but ...

Slide 28 - Diapositive

Handige zinnen:
Ik ga ju­l­lie iets ver­tellen over ...
I am go­ing to tell you about ...
Dan geef ik nu het woord aan ...
I will now give the floor to ...
Har­telijk dank voor ju­l­lie aan­dacht vandaag.
Thank you very much for your at­ten­tion today.

Slide 29 - Diapositive

Vertaal: blauwe plek
A
blue spot
B
black spot
C
bruis
D
bruise

Slide 30 - Quiz

Vertaal: unconscious
A
bewust
B
berust
C
bewusteloos
D
berusteloos

Slide 31 - Quiz

Medical assistance =
A
Medische assistentie
B
First aid/EHBO
C
Iemand die medisch is opgeleid erbij
D
Assistente om te bellen

Slide 32 - Quiz

Cardiac arrest
A
Hartaanval
B
Hartstilstand
C
Blinde darm ontsteking
D
Bloeding in je hoofd

Slide 33 - Quiz

Heart attack =
A
Snoepjes
B
harde aanval
C
hartaanval
D
aorta die geknapt is

Slide 34 - Quiz

Verzorger
A
babysitter
B
care taker
C
mother
D
nursing

Slide 35 - Quiz

nursing
A
juf
B
verpleger
C
moeder
D
verzorger

Slide 36 - Quiz

We describe someone getting better from an illness as their
.......
A
recovery
B
first aid
C
permanent
D
temporary

Slide 37 - Quiz

Something that does not last a very long time is said to be
.......
A
recovery
B
first aid
C
permanent
D
temporary

Slide 38 - Quiz

Something that lasts a very long time is said to be
.......
A
recovery
B
first aid
C
permanent
D
temporary

Slide 39 - Quiz

We can help a sick or injured person by giving them
.......
A
recovery
B
first aid
C
permanent
D
temporary

Slide 40 - Quiz