2R8C P1 les 7 Nederlands Corine

Nederlands les 7 2R8C 
1 / 47
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMBOStudiejaar 1

Cette leçon contient 47 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 60 min

Éléments de cette leçon

Nederlands les 7 2R8C 

Slide 1 - Diapositive

Wat gaan we oefenen?
werkwoorden - huiswerk nakijken
hoe zit een brief in elkaar?
je eigen brief aan vrien(in)

Slide 2 - Diapositive

Welke uitspraak past bij jou?
Boek B Werkwoorden blz 138 t/m 141
Ik heb het huiswerk 'Werkwoorden" helemaal gemaakt
Ik heb het huiswerk maar voor een deel gemaakt
Ik heb het huiswerk niet gemaakt
Huiswerk? Ik wist niet dat we dat hadden...

Slide 3 - Sondage

Werkwoorden
Eerst korte herhaling en uitleg . Pak je boek (kopieën) erbij. 
Daarna nakijken. 

Slide 4 - Diapositive

Wat is het werkwoord in de volgende zin?

Zij rijdt in haar rolstoel naar de drogist.
timer
1:00
A
zij
B
rijdt
C
rolstoel
D
naar

Slide 5 - Quiz

1.1 Werkwoorden
Elk werkwoord heeft verschillende vormen.

functie
infinitief (woordenboek)
hebben
drinken
koken
aaien
persoonsvorm 
ik
heb
drink
kook
aai
persoonsvorm
jij
hebt
drinkt
kookt
aait
persoonsvorm (mv)
wij
hebben
drinken
koken
aaien
pv verleden tijd (ev)
ik
had
dronk
kookte
aaide
pv verleden tijd (mv)
wij
hadden
dronken
kookten
aaiden
voltooid deelwoord
gehad
gedronken
gekookt
geaaid
ev   enkelvoud
mv  meervoud

Slide 6 - Diapositive

1.1 Werkwoorden
Elke complete zin heeft een persoonsvorm!
Hoe vind je de persoonsvorm in de zin?
enkelvoud                  meervoud
Ik help de cliënt.         Wij helpen de cliënt.

vraagzin
Help ik de cliënt?
verleden tijd
Ik hielp de cliënt.        Wij hielpen de cliënt.

Slide 7 - Diapositive

Wat is de persoonsvorm in onderstaande zin?

Gisteren heeft mijn collega drie bewoners van het zorgcentrum geschoren.
timer
1:00
A
geschoren
B
heeft
C
mijn collega
D
drie bewoners

Slide 8 - Quiz

1.1 Werkwoorden     de infinitief
de infinitief - hele werkwoord
-De infinitief is de vorm die in het woordenboek staat.
-De infinitief eindigt op -en of -aan.   bijv.
spelen, doen, gaan, afsluiten, verzetten, kiepen, duiken
-De infinitief moet in een zin gecombineerd worden met een persoonsvorm.
Waarschijnlijk gaat het vanmiddag regenen.
Zij wil graag in zes periodes haar diploma halen.

Slide 9 - Diapositive

Jullie moeten de formulieren per omgaande terugsturen.
Wat is de infinitief in bovenstaande zin?
timer
1:00
A
moeten
B
formulieren
C
omgaande
D
terugsturen

Slide 10 - Quiz

1.1 Werkwoorden   het voltooid deelwoord
functie - wat al eerder gedaan is, klaar (met    hebben, zijn)
           - iets dat nog gedaan gaat worden (met    worden)
           - zoals iets vaak gedaan wordt (met worden)
bijv.
-Jij hebt een heerlijke maaltijd gekookt.
 Jullie zijn vooruit gegaan met Nederlands.
-De lekke fietsband wordt morgen geplakt door de fietsenmaker.
-Een lekke fietsband wordt geplakt met speciale lijm.

Slide 11 - Diapositive

Jij hebt de dozen goed ingepakt.

Wat is het voltooid deelwoord in bovenstaande zin?
timer
1:00
A
jij
B
hebt
C
dozen
D
ingepakt

Slide 12 - Quiz

Wat is het voltooid deelwoord in onderstaande zin?

Morgen worden hem studieboeken gegeven.
timer
1:00
A
morgen
B
worden
C
studieboeken
D
gegeven

Slide 13 - Quiz

De tegenwoordige tijd
NU
Vandaag
Heden

Slide 14 - Diapositive

Slide 15 - Diapositive

Slide 16 - Diapositive

Typ de ik-vorm van de volgende drie werkwoorden:
slapen
zitten
werken

Slide 17 - Question ouverte

Tegenwoordige tijd:
(komen) Jan en Maryam ........ op visite.
A
kom
B
komt
C
komen
D
kwam

Slide 18 - Quiz

Tegenwoordige tijd
(fietsen) Said ....... om half 9 naar school.
A
fiets
B
fietst
C
fietsen
D
fietste

Slide 19 - Quiz

Deze week ___ onze keuken opgeknapt.
(tegenwoordige tijd)
A
word
B
werd
C
wordt
D
werdt

Slide 20 - Quiz

Nakijken!
Boek B blz. 138 opdracht 1, 2 en 3
Pak opdracht 1 erbij.

Slide 21 - Diapositive

Wat is de persoonsvorm?
Opdr 1 zin 2: Mijn collega koopt zijn lunch elke dag in de kantine.
A
Mijn collega
B
koopt
C
zijn lunch
D
in de kantine

Slide 22 - Quiz

Wat is de persoonsvorm? Zin 4.
Het winkelcentrum is tijdens de feestdagen gesloten.
A
Het winkelcentrum
B
is
C
tijdens de feestdagen
D
gesloten

Slide 23 - Quiz

Nakijken

Slide 24 - Diapositive

de zware koffers
A
enkelvoud
B
meervoud

Slide 25 - Quiz

de potjes jam
A
enkelvoud
B
meervoud

Slide 26 - Quiz

een groep voetbalsupporters
A
enkelvoud
B
meervoud

Slide 27 - Quiz

de politie van Heerlen
A
enkelvoud
B
meervoud

Slide 28 - Quiz

een flesje drinken
A
enkelvoud
B
meervoud

Slide 29 - Quiz

de plannen van aanpak
A
enkelvoud
B
meervoud

Slide 30 - Quiz

Nakijken blz, 138

Slide 31 - Diapositive

Nakijken blz. 140

Slide 32 - Diapositive

1.3 Opdracht 2. Typ hier jouw antwoorden (alleen de persoonsvormen)
op vraag 1, 2 en 3

Slide 33 - Question ouverte

Nakijken

Slide 34 - Diapositive

onderstreep onderwerp, noteer pv

Slide 35 - Diapositive

fout geschreven.....  blz 141

Slide 36 - Diapositive

persoonsvormen tegenwoordige tijd   blz 141

Slide 37 - Diapositive

En nu: een brief schrijven....

Slide 38 - Diapositive

Soorten brieven
Er zijn verschillende soorten brieven:
Je hebt persoonlijke brieven (informeel) - die schrijf je aan familie, vrienden, bekenden

Je hebt zakelijke brieven (formeel) - die schrijf je aan instanties of personen, om iets te vragen, door te geven  of te regelen.

Slide 39 - Diapositive

Horen de woorden/ zinnetjes in een persoonlijke of in een zakelijke brief? 
Zet ze in het juiste rijtje. De rijtjes worden even lang.
Zakelijke brief
Persoonlijke brief
Beste
Geachte
Alvast bedankt
Bij voorbaat dank
Jammer genoeg
Tot mijn spijt
Groetjes
Met vriendelijke groet
Gauw
Spoedig

Slide 40 - Question de remorquage

Wat voor soort brief is de brief uit jullie opdracht?
A
zakelijk
B
persoonlijk

Slide 41 - Quiz

Indeling van een brief
Afzender: DOOR wie de brief wordt gestuurd, de gegevens
Datering: datum waarop de brief wordt geschreven
Adressering: AAN wie de brief wordt gestuurd:  naam, adres, postcode en woonplaats
Onderwerp: waar de brief over gaat
Aanhef: de begroeting bij het begin
Briefinhoud:  de inhoud: waar gaat de brief over, wat wil de schrijver van de lezer?  inleiding - kern - slot                                        
Afsluiting en ondertekening: gedag zeggen en handtekening

PS - Post Scriptum: als je nog iets extra wilt vertellen (nagekomen bericht)
Bijlagen: je vermeldt wat je meestuurt met je brief

Slide 42 - Diapositive

Wat hoort bij elkaar?
plaats, datum
aanhef
slotgroet
ondertekening
Amersfoort, 18 oktober 2022
Beste Marianne,
Je vriendin Fatima
Met vriendelijke groeten,

Slide 43 - Question de remorquage

Typ het begin van jouw brief:
de aanhef en de eerste zin.

Slide 44 - Question ouverte

Hoofdletters en punten!
Elke zin eindigt met een .   (of een ? of !)
Elke zin begint met een hoofdletter.
Namen schrijf je ook met een hoofdletter.


Maanden en dagen in het Nederlands NIET met een hoofdletter!
januari, dinsdag

Slide 45 - Diapositive

Feedback op je brief
Ruil je brief met een klasgenoot.
Lees elkaars brief.
Is het duidelijk?
Staan alle punten uit de opdracht erin?
Is het goed geschreven? 
Gebruik de feedbacklijst op de achterkant van de opdracht.

Slide 46 - Diapositive

Dit was het deel van de les in Lesson Up. Hoe ging dat bij jou?
😒🙁😐🙂😃

Slide 47 - Sondage