3.7 Herhaling

• Nederlands
• Middelbare school
• vmbo t
• Leerjaar 2

Welkom

Tas op de grond en telefoon weg.

Pak je boeken, schrift en pen.

Lezen

lesopbouw

• huiswerk maken
  
• wat weet je al: wg, o en lv?
• doel
• opdracht 2 blz. 238
• zelfstandig werken
• afsluiting

Noteer een werkwoordelijk gezegde

Doel

Aan het eind van de les kan je het werkwoordelijk gezegde, het onderwerp en het lijdend voorwerp benoemen in een zin.

werkwoordelijk gezegde

Alle werkwoorden in een zin zijn samen het WG.

• (alleen) de pv + alle andere werkwoorden
•  Let op de splitsbare werkwoorden: alle delen van een splitsbaar werkwoord horen bij het WG.

Julia wast haar bord af. -> WG= Wast af

• Aan het hoort ook altijd bij het WG. 

Julia is aan het afwassen. -> WG= is aan het afwassen.

onderwerp

2 manieren:

• wie/wat + werkwoordelijk gezegde

       De leerlingen vertelden een grapje aan de leraar.

       wg= vertelden

       Wie vertelden? --> de leerlingen

• onderwerpproef: Verander de persoonsvorm van aantal, dan verandert het onderwerp mee.

Allebei enkelvoud of allebei meervoud!

• In de gebiedende wijs staat geen onderwerp.

lijdend voorwerp

Het onderwerp doet iets met het lijdend voorwerp.

Hij repareert zijn fiets.

onderwerp = hij

--> Hij repareert iets

lv = zijn fiets

LV = Wie (of wat) + WG + O 

Zinsdelen benoemen

Altijd in dezelfde volgorde:

• persoonsvorm
  
• zinsdeelstrepen zetten
  
• werkwoordelijk gezegde (alle ww in de zin)
  
• onderwerp (wie of wat + wg0
  
• lijdend voorwerp (wie of wat + wg + o)

zelfstandig werken

Hoofdstuk 3.7 Grammatica

Opdracht 2 en 23

Wat heb je deze les geleerd? Wat ging goed? Wat ging minder goed?