Plinius Pan. 52r 11- 53

• Latijn
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 6

Hou eens een vergelijking bij van Domitianus-Trajanus!

r. 11 istae

r. 12 illae

r. 13 vultus

r. 12 innumerabiles

r. 15-18

Nemo tam temperans gaudii seraeque laetitiae, 

quin instar ultionis videretur cernere

 laceros artus, truncata membra, postremo truces horrendasque imagines, 

obiectas excoctasque flammis, 

ut ex illo terrore et minis

 in usum hominum ac voluptates

 ignibus mutarentur. 

Nom

Gen

Dat

Acc

Abl

gaudii r. 15

artus r. 16

flammis r. 17

minis r. 18

usum r. 18

hominum r. 18

r. 19- 21

 Simili reverentia, Caesar,

non apud Genium tuum

bonitati tuae gratias agi,

sed apud numen Iovis Optimi Maximi

pateris:

illi debere nos, 

quidquid tibi debeamus,

illius, quod bene facias, muneris esse,

qui te dedit. 

met gelijke eerbied, Caesar,

[staat u] niet [toe] [dat er] bij uw Genius

voor uw goedheid dank wordt betuigd

maar bij de goddelijke macht van J. O. M.

staat u toe

[ u meent dat wij aan hem... ] 

aan hem hebben wij te danken, 

alles dat wij aan u te danken hebben

van hem, alles dat u goed doet, een geschenk is

dat hij u heeft gegeven.

19 Ante quidem ingentes hostiarum greges 

per Capitolinum iter,

magna sui parte velut intercepti,

devertere via cogebantur,

23 cum saevissimi domini atrocissima effigies

tanto victimarum cruore coleretur,

quantum ipse humani sanguinis profundebat. 

Vroeger echter werden enorme kuddes (van) offerdieren 

over de weg naar het Capitool 

voor een groot deel ervan als het ware onderschept/tegengehouden

gedwongen de weg te verlaten, 

omdat het zeer gruwelijke beeld van de zeer wrede meester

 door zoveel bloed van offerdieren werd vereerd, 

als hij zelf aan menselijk bloed vergoot. 

Panegyricus 53 r. 1- 6

r. 5-7: met welk tekstelement prijst Plinius op een indirecte manier zichzelf?

Panegyricus 53 r. 6 tm11

r. 6-7: wat voor functie hebben de conjunctivi 'amarit' en 'oderit'?

1. prohibitivus
2. algemene, wijze uitspraak
3. afhankelijke bijzin
4. adhortativus

r. 9-10: 'permitteret' en 'interpretaretur' zijn beide een conj. potentialis. Wat wil Plinius hiermee uitdrukken? Het lijkt hem...

1. heel goed mogelijk dat D. kritiek op N. zou hebben toegestaan
2. onmogelijk dat D. kritiek op N. zou hebben toegestaan
3. twijfelachtig of D. kritiek op N. zou hebben toegestaan
4. niet waarschijnlijk dat D. kritiek op N. zou hebben toegestaan

r. 12-16: welke 2 zaken vergelijkt Plinius (samengevat) met elkaar? Antwoord in het Nederlands.

r. 17-18: welke 2 woorden vormen een antithese?

1. laetemur & ingemiscamus
2. laetemur & patiebamur
3. fruimur & patiebamur
4. laetmur & fruimur

r. 17-18: waarnaar wordt verwezen met "his", en waarnaar met "illis"?

1. his = huidige keizers, illis = vorige keizers
2. his = vorige keizers, illis = huidige keizers
3. his = huidige fijne dingen, illis = vorige slechte dingen
4. his = vorige slechte dingen, illis = huidige fijne dingen

r. 18: naar welk Latijns tekstelement verwijst 'utrumque'?

r. 18-19: van welk stijlfiguur is sprake bij de herhaling van 'hoc'?

r. 18-22: welk Latijns woord staat in contrast met r. 18-19, "Hoc secreta... actiones agant"?