Cette leçon contient 43 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.
La durée de la leçon est: 45 min
Éléments de cette leçon
r.2 quae: Benoem geslacht, getal en naamval
Slide 1 - Question ouverte
r.3 qui Dit woord is tweemaal gebruikt als betrekkelijk voornaamwoord met ingesloten antecedent. In welk opzicht zijn beide vormen toch verschillend?
Slide 2 - Question ouverte
Vertaal r.9 ideo ... estote
Slide 3 - Question ouverte
r.10 welk modern woord herken je in conscientiam?
Slide 4 - Question ouverte
r.10-11 vertaal Ideo ... praestatis
Slide 5 - Question ouverte
r.12 cui tribulatum, tributum Bedenk voor dit tekstelement een vertaling in het Nederlands die op een vergelijkbare manier woorden weglaat.
Slide 6 - Question ouverte
R.1-9 Wat zou voor alle inwoners van Rome (christelijk of niet-christelijk) de belangrijkste reden zijn om de overheid te gehoorzamen?
Slide 7 - Question ouverte
In r.6 legt Paulus uit hoe de christenen moeten handelen: bonum fac. Is bonum het goede in de ogen van de Romeinen of van God?
Slide 8 - Question ouverte
Slide 9 - Diapositive
debeatis/diligatis: waarom is hier een coniunctivus gebruikt?
Slide 10 - Question ouverte
adulterabis: welke tijd?
Slide 11 - Question ouverte
Slide 12 - Diapositive
Uit welke twee elementen bestaat het woord 'teipsum'?
Slide 13 - Question ouverte
diliges: welke werkwoordsvorm?
Slide 14 - Question ouverte
Lees op p. 104 van je werkboek de tekst van Cassius Dio over Nero: welke reden geeft Cassius Dio voor de brandstichting door Nero?
Slide 15 - Question ouverte
Zelfde tekst: Waarom zou Nero zingen tijdens de brand en waarom over Troje?
Slide 16 - Question ouverte
Zelfde tekst: hoe beïnvloedt deze bron ons beeld van Nero?
Slide 17 - Question ouverte
Noteer van de onderstaande passiva uit tekst 7.3b [1] of het een deponens is, [2] of de handelende persoon bekend is, [3] hoe je de vorm precies vertaalt. (r.3 crucifigi; 4 crucifigeris; 5 crucifigar; revertar; 6 sequar)
Slide 18 - Question ouverte
Slide 19 - Diapositive
adorans: noem drie vertaalmogelijkheden
Slide 20 - Question ouverte
egredi: welke werkwoordsvorm is dit?
Slide 21 - Question ouverte
Slide 22 - Diapositive
crucifigar: welke tijd? Hoe zie je dit?
Slide 23 - Question ouverte
Slide 24 - Diapositive
fuisset: waarom staat dit in de coniunctivus?
Slide 25 - Question ouverte
declarasset: waarom staat dit in de coniunctivus?
Slide 26 - Question ouverte
esset ... crucificendus: waarom staat dit in de coniunctivus?
Slide 27 - Question ouverte
esset ... crucificendus: gerundium of gerundivum?
Slide 28 - Question ouverte
Tussen welke twee personen is de dialoog in tekst 7.3b?
Slide 29 - Question ouverte
7.5: Op basis van welke overeenkomsten in hun levensloop zijn Paulus en Petrus hier afgebeeld? Noem 2 voorbeelden.
Slide 30 - Question ouverte
7.5: Verklaar waarom het voor vervolgde christenen belangrijk zou zijn om herinnerd te worden aan de dood van Paulus en Petrus?
Slide 31 - Question ouverte
7.5: Leg op basis van zijn manier van sterven uit dat Petrus op zichzelf volgens de traditie als plaatsbekleder, maar niet als plaatsvervanger van Jezus zag.
Slide 32 - Question ouverte
r.26 afferri
r.23 propositus est
r.19 puniri
r.18 faterentur
r.17 duci
r.14 sum secutus
r.13 deferebantur
Passivum
Passivum deponens
Slide 33 - Question de remorquage
r.26 afferri
r.23 propositus est
r.19 puniri
r.18 faterentur
r.17 duci
r.14 sum secutus
r.13 deferebantur
Handelende persoon wel bekend
Handelende persoon niet bekend
Slide 34 - Question de remorquage
Slide 35 - Diapositive
Slide 36 - Diapositive
Slide 37 - Diapositive
Slide 38 - Diapositive
r.18-19 pertinaciam certe et inflexibilem obstinationem debere puniri. In hoeverre vind jij dat hier sprake is van pertiniciam en obstinatio?
Slide 39 - Question ouverte
r.18-19 (pertinaciam certe et inflexibilem obstinationem) d Vind je dit terecht?
Slide 40 - Question ouverte
Beschrijf op basis van de brief van Plinius stap voor stap de procedure van het berechten van christene door Plinius
Slide 41 - Question ouverte
Lees het antwoord van Trajanus aan Plinius op p. 107 HB: met welk element van Plinius' procedure is de keizer niet zo verguld?
Slide 42 - Question ouverte
Welke kritiek heeft Justinus de Martelaar (2e n.C.) op de methode van Plinius volgens de tekst op p. 107 van je HB?