BS 1: Biologie is overal

Hieronder staan twee eigenschappen van eksters.
1. Een ekster kan vliegen.
2. Eksters bouwen nesten in kolonies.

Welke van deze eigenschappen ontstaat/ontstaan op het organisatieniveau populatie?





Hieronder staan twee eigenschappen van eksters.
1. Een ekster kan vliegen.
2. Eksters bouwen nesten in kolonies.

Welke van deze eigenschappen ontstaat/ontstaan op het organisatieniveau populatie?





Hieronder staan twee eigenschappen van eksters.
1. Een ekster kan vliegen.
2. Eksters bouwen nesten in kolonies.

Welke van deze eigenschappen ontstaat/ontstaan op het organisatieniveau populatie?












A
Geen van beide eigenschappen
B
alleen eigenschap 1
C
alleen eigenschap 2
D
beide eigenschappen
1 / 21
suivant
Slide 1: Quiz
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

Cette leçon contient 21 diapositives, avec quiz interactifs.

time-iconLa durée de la leçon est: 10 min

Éléments de cette leçon

Hieronder staan twee eigenschappen van eksters.
1. Een ekster kan vliegen.
2. Eksters bouwen nesten in kolonies.

Welke van deze eigenschappen ontstaat/ontstaan op het organisatieniveau populatie?





Hieronder staan twee eigenschappen van eksters.
1. Een ekster kan vliegen.
2. Eksters bouwen nesten in kolonies.

Welke van deze eigenschappen ontstaat/ontstaan op het organisatieniveau populatie?





Hieronder staan twee eigenschappen van eksters.
1. Een ekster kan vliegen.
2. Eksters bouwen nesten in kolonies.

Welke van deze eigenschappen ontstaat/ontstaan op het organisatieniveau populatie?












A
Geen van beide eigenschappen
B
alleen eigenschap 1
C
alleen eigenschap 2
D
beide eigenschappen

Slide 1 - Quiz

De hbo-opleiding Bio-informatica en Biologie combineert de kennis van biologie en een andere.
welke wetenschappen wordt biologie gecombineerd bij deze opleiding
A
De opleiding Bio-informatica is een combinatie van biologie en informatica.
B
De opleiding Bio-informatica is een combinatie van biologie en informatica en scheikunde
C
De opleiding Bio-informatica is een combinatie van biologie en scheikunde
D
De opleiding Bio-informatica is een combinatie van biologie en informatica en natuurkunde

Slide 2 - Quiz

Tijdens welke fase van de levensloop van een koolwitje neemt het lichaamsgewicht het meest toe?
A
ei
B
rups
C
pop
D
imago (volwassen vlinder)

Slide 3 - Quiz

De levenscyclus van een kikker eindigt als de kikker wordt opgegeten
A
Juist
B
Onjuist

Slide 4 - Quiz

In de levenscyclus van een kikker komt een kikkervisje voor.
Wat is een imago?
A
Een jong dier
B
Een larve
C
Een pop
D
Een volwassen dier

Slide 5 - Quiz

welke van de onderstaande factoren noemen we biotische factoren?
A
het zoutgehalte van de bodem
B
de temperatuur van het zeewater
C
een plaaginsect
D
de windsnelheid

Slide 6 - Quiz

op welk organisatieniveau is voortplanting een emergente eigenschap?
A
cellen
B
organen
C
organismen
D
populaties

Slide 7 - Quiz

Hoe noem je alle ecosystemen samen?
A
Ecosystemen
B
De dampkring
C
Populatie
D
Biosfeer

Slide 8 - Quiz

Het opwarmen van de aarde. Op welk niveau heeft dit invloed?
A
Biosfeer
B
Ecosysteem
C
Populatie
D
Organisme

Slide 9 - Quiz

Wat is een ecosysteem?
A
Alle abiotische factoren samen
B
Alle relaties tussen organismen en hun milieu
C
A en B
D
Een bepaald gebied, waarin de biotische en abiotische factoren een eenheid vormen

Slide 10 - Quiz

Wat is een populatie?
A
Een groep planten of dieren van dezelfde soort die in hetzelfde gebied leven
B
Een groep dieren die in hetzelfde gebied leven
C
Verschillende planten en dieren die in hetzelfde gebied leven
D
Een groep dieren die voedsel voor elkaar zijn

Slide 11 - Quiz

Alle madeliefjes in een weiland
A
Individu
B
Levensgemeenschap
C
populatie
D
ecosysteem

Slide 12 - Quiz

Wanneer behoren 2 individuen tot dezelfde soort?
A
Als ze nakomelingen kunnen krijgen
B
Als ze vruchtbare nakomelingen kunnen krijgen
C
Als ze heel erg op elkaar lijken
D
Als ze evenveel chromosomen hebben

Slide 13 - Quiz

Bij welke organismen komt het levenskenmerk uitscheiden voor?
A
Bij alle organismen
B
Alleen bij dieren
C
Alleen bij planten

Slide 14 - Quiz

Een steen is.........
A
dood
B
levend
C
levenloos
D
levendig

Slide 15 - Quiz

Wat stelt het
plaatje voor?
A
Levensloop
B
Levenscyclus

Slide 16 - Quiz

Welke bewering is juist over de levensloop en levenscyclus?
A
Een levensloop eindigt met de dood
B
Een levenscyclus geldt voor een individu en een levensloop voor een soort
C
Een levensloop bestaat alleen bij dieren en een levenscyclus ook bij planten

Slide 17 - Quiz

Welk onderdeel is het kleinst?
A
Cel
B
Orgaanstelsel
C
Celorganel
D
DNA

Slide 18 - Quiz

Hoe noem je nieuwe eigenschappen die op elk hoger organisatieniveau verschijnen.
A
Verschijnende eigenschappen
B
Organische eigenschappen
C
Emergente eigenschappen
D
Convergente eigenschappen

Slide 19 - Quiz

Weefsels bestaan uit cellen met dezelfde.....
A
Ligging & Functie
B
Ligging & Vorm
C
Functie & Productie
D
Vorm & Functie

Slide 20 - Quiz

Wat is de juiste volgorde?
A
biosfeer - organisme - populatie - ecosysteem
B
ecosysteem - biosfeer - organisme - populatie
C
populatie - organisme - biosfeer - ecosysteem
D
organisme - populatie - ecosysteem - biosfeer

Slide 21 - Quiz