Cette leçon contient 28 diapositives, avec quiz interactifs.
Éléments de cette leçon
Wie doet er NIET aan fotosynthese?
A
Cactus
B
Eik
C
Bloemkool
D
Koolwitje
Slide 1 - Quiz
Wat is de fotosynthesereactie?
A
zuurstof+water-->
glucose+koolstofdioxide
B
zuurstof+glucose-->
water+koolstofdioxide
C
water+koolstofdioxide
--> zuurstof+glucose
D
zuurstof+koolstofdioxide--> water+glucose
Slide 2 - Quiz
Wie doen er aan verbranding?
A
Alleen consumenten
B
Alleen producenten
C
Alleen reducenten
D
Alle levende organismen
Slide 3 - Quiz
Bij verbranding ontstaat er:
A
koolstofdioxide en glucose
B
glucose en zuurstof
C
koolstofdioxide en zuurstof
D
koolstofdioxide en water
Slide 4 - Quiz
In de stengels van een plant komen vaatbundels voor. Komen vaatbundels ook in de wortels voor? En in de bladeren?
A
In de stengels, in de wortels en in de bladeren komen vaatbundels voor
B
Alleen in de stengels komen vaatbundels voor.
C
Alleen in de stengels en in de wortels komen vaatbundels voor.
D
Alleen in de stengels en in de bladeren komen vaatbundels voor
Slide 5 - Quiz
Je ziet hier een dwarsdoorsnede van een blad.
Welk type vaatbundels zijn in deze tekening blauw gekleurd?
A
Houtvaten
B
Bastvaten
C
Dat kun je niet zien
Slide 6 - Quiz
Wat is de functie van vaatbundels?
A
Transport van water en voedingsstoffen
B
Vaatbundels geven kleur aan de plant
C
Fotosynthese
D
Opslaan van reservevoedsel
Slide 7 - Quiz
Een vaatbundel bestaat uit ...
A
houtvaten en nerfvaten
B
bastvaten en suikervaten
C
houtvaten, suikervaten en nerfvaten
D
bastvaten en houtvaten
Slide 8 - Quiz
Geef de namen van de nummers 1 en 3
A
1 = nerf of vaatbundel
3= opperhuid
B
1= opperhuid
3= nerf of vaatbundel
Slide 9 - Quiz
Waar zitten de huidmondjes?
A
In de stengel
B
Onderkant blad
C
Bovenkant blad
D
Wortels
Slide 10 - Quiz
Op een droge dag in de zomer staat een plant in de zon. Hoe zullen de huidmondjes eruitzien?
A
zoals in afbeelding 1
B
zoals in afbeelding 2
Slide 11 - Quiz
In een tomaat zitten soms wel 20 zaden. Hoeveel stuifmeelbuizen zijn door de stamper naar beneden gegroeid?
A
1
B
10
C
20
D
2
Slide 12 - Quiz
De stamper van een bloem is?
A
Het mannelijke voortplantingsorgaan
B
Het vrouwelijk voortplantingsorgaan
Slide 13 - Quiz
De stamper van een plant bestaat uit...
A
Stempel, stijl en vruchtbeginsel
B
Stempel, helmknop en eicellen
C
Stijl, helmbladeren en kroonbladeren
D
Helmknop, helmdraad en stuifmeelkorrels
Slide 14 - Quiz
Waarom is de stempel van een stamper plakkerig?
A
Door de plak blijven de insecten langer in de bloem
B
Door de plak vangt een bloem vliegen
C
Door de plak blijven de stuifmeelkorrels plakken op de stempel
Slide 15 - Quiz
Hoe heet onderdeel 1?
A
Stamper
B
Stempel
C
Helmknop
D
Vruchtbeginsel
Slide 16 - Quiz
Een tweeslachtige bloem is?
A
een bloem met stamper en stempel
B
een bloem met meeldraad en stuifmeelkorrel
C
een bloem met stamper en eicel
D
een bloem met stamper en meeldraad
Slide 17 - Quiz
In de afbeelding hieronder zie je een doorsnede van de stamper van een kersenbloem. Heeft bij deze bloem bestuiving plaatsgevonden? En heeft er bevruchting plaatsgevonden?
A
geen van beide
B
alleen bestuiving
C
alleen bevruchting
D
geen van beide
Slide 18 - Quiz
Wanneer een stuifmeelkorrel op de stamper komt spreken we van...
A
Bevruchting
B
Bestuiving
C
Planten sex
D
Zaadverspreiding
Slide 19 - Quiz
Hoe noem je bloemen die alleen meeldraden hebben?
A
Mannelijke bloemen
B
Eenslachtig
C
Vrouwelijke bloemen
D
Tweeslachtig
Slide 20 - Quiz
Wat is een kenmerk van een windbloem?
A
weinig stuifmeel
B
grote stempel en meeldraden buiten de bloem
C
gekleurde kroonbladeren
D
stamper en meeldraden in de bloem
Slide 21 - Quiz
Wat zijn 2 kenmerken van een insectenbloem?
A
Opvallende kleur kroonbladeren -
Meeldraden hangen uit de bloem
B
Opvallende kleur kelkbladeren -
Meeldraden zitten in de bloem
C
Opvallende kleur kroonbladeren -
Meeldraden zitten in de bloem
D
Opvallende kleur kelkbladeren -
Meeldraden hangen uit de bloem
Slide 22 - Quiz
Dit is een meeldraad
A
waar
B
nietwaar
Slide 23 - Quiz
Welk deel van de bloem beschermt de andere bloemdelen voor de bloem zich opent.
A
kelkbladeren
B
kroonbladeren
C
stamper
D
meeldraden
Slide 24 - Quiz
In juni plantte ik zaadjes van een stokroos. In oktober was er een rozet van bladeren ontstaan. In de lente van het jaar daarna bloeiden er prachtige rozen. Hierna stierf de plant, maar het had wel genoeg zaadjes achter gelaten voor het jaar daarna. Nu heb ik elk jaar stokrozen in de tuin. De stokroos is dus een .............................
A
eenjarige plant
B
tweejarige plant
C
overblijvende plant
Slide 25 - Quiz
Is fotosynthese een voorbeeld van assimilatie? Is verbranding een voorbeeld van assimilatie?