Cette leçon contient 14 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.
La durée de la leçon est: 15 min
Éléments de cette leçon
5.3 Rekenen aan reacties
Slide 1 - Diapositive
Doelen
vorige les: Je kunt met de wet van massabehoud uitleggen dat stoffen in vaste verhoudingen met elkaar reageren.
deze les:
Je kunt berekeningen uitvoeren aan de hand van massaverhoudingen.
Slide 2 - Diapositive
Wat weten we al?
Alle stoffen hebben massa. Bij een chemische reactie zijn niet alleen de reactieproducten voorspelbaar, maar ook de massa van de stoffen die bij deze reactie betrokken zijn.
Slide 3 - Diapositive
Lavoisier
Antoine Laurent Lavoisier was een Franse scheikundige. Hij was de eerste die de Wet van massabehoud opstelde.
Massa geef je weer in kg.
Behoud betekent dat het zo blijft.
Slide 4 - Diapositive
Montroydiet
Zuurstof werd voor het eerst aangetoond door montroydiet te ontleden.
2 HgO -> 2 Hg + O2
Als je 27 g HgO ontleedt, ontstaat 25 g Hg en 2 g O2.
Slide 5 - Diapositive
Slide 6 - Diapositive
Wat is de juiste betekenis voor de wet van behoud van massa?
A
Alle atomen voor de reactie, zijn na de reactie aanwezig en de massa's zijn gelijk
B
Alle moleculen voor de reactie, zijn na de reactie ook aanwezig
C
Molecuulmassa's voor en na de pijl zijn gelijk
D
Alle atomen voor de reactie, zijn ook na de reactie aanwezig en de totale massa's zijn gelijk
Slide 7 - Quiz
Wet van behoud van massa
Slide 8 - Diapositive
Slide 9 - Vidéo
Als je 27 g montroydiet ontleedt, ontstaat 25 g kwik en 2 g zuurstof. De totale massa van de beginstoffen is 27 g, de totale massa van de reactieproducten is ook 27 g. Bereken hoeveel gram montroydiet je moet ontleden om 100 g kwik te maken.
Slide 10 - Question ouverte
Dennis doet een proefje:
Hij weegt een stukje staalwol van 7 gram af en steekt dit in de brand. Hierna weegt Dennis reactieproduct en leest 10 gram af. Het staalwol heeft gereageerd met zuurstof uit de lucht tot ijzeroxide.
Het reactieproduct heeft een massa van 10 g. De massaverhouding schrijf je als 7 : 3 : 10 en noteer je onder de reactievergelijking.
Slide 11 - Diapositive
Mathijs wil dit proefje ook wel doen en neemt 35 g staalwol en laat dat volledig reageren. Bereken hoeveel gram ijzeroxide (Fe2O3) er ontstaat.
Slide 12 - Question ouverte
Ruben denkt dat hij dit proefje ook wel kan, maar Ruben wil weten hoeveel gram zuurstof nodig is om 35 g staalwol te verbranden. Bereken hoeveel gram zuurstof er nodig is.