Cette leçon contient 14 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.
La durée de la leçon est: 50 min
Éléments de cette leçon
Oefenvragen
Hierbij de oefen vragen voor hfst 4
Hoe maak je dat?
Slide 1 - Diapositive
Een kapper die jouw knipt, levert jouw?
A
goederen
B
diensten
C
een kapsel
Slide 2 - Quiz
Een kapper die jouw shampoo verkoopt levert jouw?
A
goederen
B
diensten
C
een kapsel
Slide 3 - Quiz
De supermarkt verkoopt de rookworst voor € 1,87. De veehouder en het slachthuis zorgen samen voor een toegevoegde waarde van € 0,44, de groothandel en de supermarkt zorgen samen voor een toegevoegde waarde van € 0,65. Bereken hoeveel waarde de vleesverwerkingsfabriek toevoegt in euro’s
Slide 4 - Question ouverte
Voor je bedrijfje heb je 50 pizza's gebakken. Om de pizza's te kunnen bakken had je 5 kilo bloem nodig a €0,55 cent per kilo. De overige ingrediënten waren €10,80 Bereken de kostprijs per pizza.
A
3,10
B
0,30
C
2,70
D
0,27
Slide 5 - Quiz
Erik maakt fietsen. Hij maakt 23 stoelen van hout per maand. De kostprijs per fiets is 220. Bereken de productiekosten van Erik.
A
220
B
5060
C
4500
D
23
Slide 6 - Quiz
In welke sector valt het stoelen maak bedrijf van Erik?
A
agrarische sector
B
industriele sector
C
dienstverlenende sector
D
quartaire sector
Slide 7 - Quiz
Erik wil graag een machine neer zetten om te zorgen dat hij geen hulp medewerker meer nodig heeft. We spreken hier van?
Slide 8 - Question ouverte
Erik verkoopt zijn 23 stoelen voor €400 per stuk. Hij verkocht ook 2 banken voor €1100 per stuk. Hij had €980 kosten aan Electra en gas. Bereken zijn winst of verlies
A
9200
B
8220
C
10420
D
11400
Slide 9 - Quiz
Noem een negatief punt van automatisering
Slide 10 - Question ouverte
Je hebt een fiets gekocht voor €3300. Je schrijft de fiets in 5 jaar af. Bereken de afschrijving per jaar
A
600
B
660
C
3300
D
500
Slide 11 - Quiz
Je koopt een nieuwe scooter voor €1750. Je schrijft de scooter voor €300 per jaar af. Hoeveel is de scooter na 3 jaar nog waard?
Slide 12 - Question ouverte
Iris is boerin, ze heeft haar eigen bedrijf. Ze oogst haar graan met een tractor. Welke productiefactoren gebruikt Iris