Job doet er 41,6 seconden langer over. In welke tijd heeft Job het rondje gefietst?
A
7:07,2
B
8:07,2
C
7:67,2
D
8:06,12
Slide 8 - Quiz
Snelheid
Omrekenen:
kilometers/uur - meters/seconde : 3,6
meters/seconde - kilometers/uur x 3,6
Slide 9 - Diapositive
15,6 m/s = ... km/uur
A
0,936
B
4,33
C
56,16
D
561,6
Slide 10 - Quiz
7,3 m/s = ... km/uur
Slide 11 - Question ouverte
36 m/s = ... km/uur Rond af op een geheel getal
Slide 12 - Question ouverte
68 km/uur = ... m/s
A
18,8
B
18,89
C
244
D
244,8
Slide 13 - Quiz
125 km/uur = ... m/s Rond af op 1 decimaal
Slide 14 - Question ouverte
5 km/uur = ... m/s Rond af op 2 decimalen
Slide 15 - Question ouverte
Inge fietst 100 km in 2,5 uur. Bereken haar gemiddelde snelheid
A
250 km/uur
B
144 km/uur
C
40 km/uur
D
11,1 km/uur
Slide 16 - Quiz
Een wandelclub loopt 15 km in 1 uur en 54 minuten. Bereken de gemiddelde snelheid
A
15 km/uur
B
7,9 km/uur
C
0,13 km/uur
D
6 km/uur
Slide 17 - Quiz
Ans loopt 4,5 km in 25 minuten. Bereken haar gemiddelde snelheid in km/uur
Slide 18 - Question ouverte
Frank vertrok om 14:00 uur en finishte om 16:10 uur. Hij legde een afstand van 30 km af. Bereken zijn gemiddelde snelheid in km/uur. Rond af op 1 decimaal.
Slide 19 - Question ouverte
Hans vertrekt om 14:00 uur voor een wandeltocht van 6,5 km. Hij is om 15:18 uur weer thuis.
Bereken zijn gemiddelde snelheid in km/uur.
A
5 km/uur
B
5,7 km/uur
C
8,45 km/uur
D
21,7 km/uur
Slide 20 - Quiz
Lengte
Lengtematen
omrekenen
Slide 21 - Diapositive
3,5 hm = ... mm
A
3 500
B
35 000
C
350 000
D
3 500 000
Slide 22 - Quiz
1,6 cm = ... km
A
0,000 016
B
0,000 16
C
0,001 6
D
0,016
Slide 23 - Quiz
Oppervlaktematen omrekenen
Let op:
hm2 = ha
dam2 = are
m2 = ca
Slide 24 - Diapositive
123 456 cm2 = dam2
A
123,456
B
12,3456
C
1,23456
D
0,123456
Slide 25 - Quiz
2,7 are = ... m2
A
2,7
B
27
C
270
D
2700
Slide 26 - Quiz
Boer Bert verkoopt een stuk land van 4 ha, 65 are en 34 ca. De prijs voor dit weiland is € 5,10 per m2.
Bereken het bedrag dat boer Bert ontvangt.
Slide 27 - Question ouverte
Inhoudsmaten omrekenen
Let op:
dm3 = liter
cm3 = ml
Slide 28 - Diapositive
123 m3 = ... liter
A
0,123
B
1 230
C
12 300
D
123 000
Slide 29 - Quiz
Gewicht omrekenen
Let op:
1 ton = 1000 kg
In euro's:
1 ton = € 100.00,-
Slide 30 - Diapositive
76 000 g = ... ton
A
0,076
B
0,76
C
7,6
D
76
Slide 31 - Quiz
Een fabrikant verwerkt 15 kg werkzame stof in 60 000 pillen. Hoeveel milligram werkzame stof zit er in 1 pil?
Slide 32 - Question ouverte
Rekenen met procenten
- toename / afname altijd ten opzichte van de 100%
Wetenschappelijke notatie
1,2 x 103 = 1 200
1,2 x 10-3 = 0,0012
Twee getallen delen? Zet ze tussen haakjes!
(1,2 x 103) : (1,2 x 10-3) = 1 000 000
Slide 33 - Diapositive
De eerste wiskundetoets van dit jaar hadden 17 van de 21 leerlingen een voldoende.
Hoeveel procent is dit?
A
19,05%
B
80,9%
C
81,0%
D
123,5%
Slide 34 - Quiz
Eerste wiskunde toets: 17 van de 21 leerlingen een voldoende.
De laatste toets had 67% van de leerlingen een voldoende. Hoeveel leerlingen zijn dit?
Slide 35 - Question ouverte
In december was de gemiddelde gasprijs € 3,17 per m3.
In januari is de prijs gedaald naar € 2,64.
Bereken de procentuele afname. Rond af op 1 decimaal (zonder %)