7.1 Alles werkt samen

7.1 Alles werkt samen
1 / 42
suivant
Slide 1: Diapositive
BiologieMiddelbare schoolmavoLeerjaar 4

Cette leçon contient 42 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 4 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

7.1 Alles werkt samen

Slide 1 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Leerdoelen 7.1 


- Waaruit het lichaam is opgebouwd.
- Hoe verschillende weefsels samenwerken
-Wat orgaanstelsels zijn en hoe die samenwerken.
- Hoe de cellen van je lichaam aan energie komen.
-Hoe de hoeveelheid suiker in je bloed geregeld wordt.
-Wat glucagon en Insuline is en wat hun taak is.

Slide 2 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Waaruit bestaat ons lichaam

Slide 3 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 4 - Vidéo

Cet élément n'a pas d'instructions

Waaruit bestaat je lichaam?
Van klein naar groot:
  • Cellen
  • weefsels
  • Organen
  • Orgaanstelsels
  • Organismen

Slide 5 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Orgaanstelsels

  • Verteringsstelsel
  • Ademhalingsstelsel
  • Bloedvatenstelsel
  • Uitscheidingsstelsel
  • Zenuwstelsel

Slide 6 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Hoe kom je aan energie?
Door samenwerkende orgaanstelsels
Verteringsstelsel:
Voedingsstoffen (glucose)
Ademhalingsstelsel:
Zuurstof
Bloedvatenstelsel:
Vervoert glucose en zuurstof 
naar je cellen


Slide 7 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Verbranding van glucose:


Slide 8 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Afvalstoffen
Je lichaam moet de afvalproducten van verbranding weer kwijt. Dat kan via longen, nieren en huid.
Op de afbeelding zie je welk orgaan welke afvalstoffen afvoert.

Slide 9 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 10 - Vidéo

De nieren spelen een belangrijke rol in het constant houden van het inwendig milieu. (homeostase) Daarvoor verwijderen de nieren, in samenwerking met andere uitscheidingsorganen (longen, huid, lever en zweetklieren), bepaalde stoffen uit het bloed. 
7.1 Les 1
Maken opdr 1 t/m 11 

Slide 11 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Weet je het nog?
Wat is de goede volgorde van klein naar groot?
A
cel < weefsel < organisme < organenstelsel < orgaan
B
cel < weefsel < orgaan < organenstelsel < organisme
C
cel < orgaan < weefsel < organenstelsel < organisme
D
cel < orgaan < organenstelsel < weefsel < organisme

Slide 12 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Zorg dat je lichaam afvalstoffen kwijtraakt
Maakt voedsel zo klein dat de voedingsstoffen in het bloed kunnen worden opgenomen
Laat alle organen werken en samenwerken
Neemt zuurstof op en geeft koolstofdioxide af
Vervoert voedingsstoffen, zuurstof en andere stoffen
Verteringsstelsel
Bloedvatenstelsel
Uitscheidingsstelsel
Zenuwstelsel
Ademhalingsstelsel

Slide 13 - Question de remorquage

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat is de juiste formule van de verbranding van glucose:
A
glucose + CO2 + energie --> zuurstof + water
B
glucose + zuurstof + energie --> CO2 + water
C
glucose + CO2 --> zuurstof + water + energie
D
glucose + zuurstof --> CO2 + water + energie

Slide 14 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

wordt ver-voerd naar de cellen
daardoor kun je bewegen

ademhalingsstelsel: inademen

ademhalingsstelsel: uitademen

spierstelsel

verteringsstelsel

uitscheidingsstelsel

bloedvatenstelsel

Slide 15 - Question de remorquage

Cet élément n'a pas d'instructions

7.1 Les 2 

Slide 16 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Leerdoelen 7.1 


- Waaruit het lichaam is opgebouwd.
- Hoe verschillende weefsels samenwerken
-Wat orgaanstelsels zijn en hoe die samenwerken.
- Hoe de cellen van je lichaam aan energie komen.
-Hoe de hoeveelheid suiker in je bloed geregeld wordt.
-Wat glucagon en Insuline is en wat hun taak is.

Slide 17 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Regeling van het glucosegehalte

In de alvleesklier liggen de eilandjes van Langerhans

= groepjes cellen die de hormonen glucagon en insuline maken. 

Deze twee hormonen regelen het glucosegehalte van het bloed.

Slide 18 - Diapositive

Uw lichaam gebruikt het hormoon insuline om de glucose (bloedsuiker) in uw lichaamscellen opgenomen te krijgen. Die cellen zetten de glucose vervolgens om in energie. Daardoor is het mogelijk om na te denken en te bewegen. Je lichaam is dus continue bezig om de juiste hoeveelheid glucose in het bloed te krijgen

Regeling van glucose
  • Glucose is een brandstof voor cellen.
  • Regeling gebeurt door 2 hormonen
  • Insuline en Glucagon

Slide 19 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Insuline
  • Teveel glucose in je bloed                         -> insuline . 

  • Glucose-gehalte gaat omlaag.

Slide 20 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

glucagon
  • Te weinig glucose in je bloed         -> glucagon.

  • Glucose-gehalte gaat omhoog

Slide 21 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 22 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

De bijnieren produceren adrenaline.
  • Adrenaline komt vrij bij woede, angst en schrik. Het heeft een snelle, korte werking.
  • Onder invloed van adrenaline wordt glycogeen in de lever en in spieren omgezet in glucose. Hierdoor stijgt het glucosegehalte van het bloed.
  • Ook versnellen de hartslag en de ademhaling door adrenaline.

Slide 23 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 24 - Vidéo

Cet élément n'a pas d'instructions

7.1 Les 2 
Maken opdr 12 t/m 16 

Slide 25 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

In welk orgaan worden de hormonen gemaakt die het glucosegehalte van je bloed regelen?
A
lever
B
spieren
C
alvleesklier
D
milt

Slide 26 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Er is naast het hormoon glucagon nog een manier waarop je glucosegehalte weer kan stijgen. Welke manier?
A
de bijnieren maken het hormoon glucine
B
de bijnieren maken het hormoon adrenaline
C
de eilandjes van Langerhans (op de alvleesklier) maken het hormoon glucine
D
de eilandjes van Langerhans (op de alvleesklier) maken het hormoon adrenaline

Slide 27 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat is de overeenkomst tussen adrenaline en glucagon?
A
Ze komen allebei vrij bij stress.
B
Ze verhogen allebei de hartslag
C
Ze komen allebei vrij bij inspanning
D
Ze verhogen allebei de glucose in het bloed

Slide 28 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Als er glucagon in het bloed komt dan:
A
Komt er extra glycogeen in het bloed
B
Wordt er glucose vrij gemaakt
C
Wordt glucose omgezet in insuline
D
Wordt glycogeen omgezet in glucose

Slide 29 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Insuline en Glucagon zijn belangrijk voor?
A
De spijsvertering
B
De stofwisseling
C
Bloedsuiker
D
Adrenaline

Slide 30 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

7.1 Les 3 

Slide 31 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Leerdoelen 7.1 


- Waaruit het lichaam is opgebouwd.
- Hoe verschillende weefsels samenwerken
-Wat orgaanstelsels zijn en hoe die samenwerken.
- Hoe de cellen van je lichaam aan energie komen.
-Hoe de hoeveelheid suiker in je bloed geregeld wordt.
-Wat glucagon en Insuline is en wat hun taak is.

Slide 32 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Suikerziekte
  • Sommige mensen maken weinig of geen insuline aan. Zij hebben dan suikerziekte/diabetes.

  • Suikerpatiënten moeten zelf de hoeveelheid glucose in hun bloed regelen.

  • Er zijn 2 soorten diabetes. Diabetes type 1  en type 2.

Slide 33 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Diabetes
Ziekte waarbij je lichaam te weinig insuline maakt (diabetes type 1) of je lichaam niet goed reageert op insuline (diabetes type 2)

Slide 34 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Hypo - Hyper 
  • Hoge bloedsuiker bij diabetes
  1. hyper 
  2. te weinig insuline ingespoten 
  • lage bloedsuiker bij diabetes  
  1. hypo 
  2. te veel insuline ingespoten (of te weinig gegeten) 

Slide 35 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 36 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 37 - Vidéo

Cet élément n'a pas d'instructions

7.1 Les 3 
Maken opdr 17 en 18
Nakijken 7.1 

Slide 38 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Rachid heeft diabetes.
Wat is een ander woord voor diabetes?

A
blaasontsteking
B
nierziekte
C
suikerziekte
D
nierziekte

Slide 39 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Welk hormoon kan zijn werk niet goed doen bij iemand met suikerziekte?
A
glycogeen
B
insuline
C
glucagon
D
adrenaline

Slide 40 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat gebeurt er als diabetes niet behandeld wordt?
A
Er komt te weinig suiker in het bloed: de cellen kunnen niet verbranden
B
Er komt wel suiker in het lichaam maar dat komt niet in het bloed terecht
C
Er komt teveel suiker in het bloed en er wordt teveel suiker verbrand
D
Er komt teveel suiker in het bloed, maar er komt geen suiker in de cellen

Slide 41 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Diabetes 1
A
Alvleesklier maakt geen insuline aan
B
Wordt nog wel insuline gemaakt maar lichaam is ongevoelig
C
Ouderdomsdiabetes
D
Wordt alleen nog maar insuline gemaakt als ze suiker eten

Slide 42 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions