2OK Zelftoets T7T8

• Nederlands
• Secundair onderwijs

Ik denk dat ik de leerstof van de voorbije 2 thema's al heel goed onder de knie heb.

😒🙁😐🙂😃

Lees de tekst

Wat ik later worden wil? Het zijn vier beroepen met veel verschil. Nummer 1: een kindercrèche het liefst. Dat is hetgeen wat mijn gedacht echt kiest. Maar boekenschrijfster lijkt mij ook wel wat. Over een kikker, een hond of een kat. Maar wat me ook leuk lijkt, is dit: een dichter die in het maanlicht schittert. Of ik word politievrouw, lekker stoer en grauw.
Deze vakken lijken mij zo leuk.
Het gevoeld dat ik daar werk, geeft me jeuk.
Kriebeltjes van mijn tenen tot aan mijn hoofd.
Deze vakken hebben mijn gedachten beroofd.

zelfstandig naamwoord

geen zelfstandig naamwoord

verschil

gedacht

boekenschrijfster

kikker

hond

kat

maar

leuk

maanlicht

politievrouw

lekker

stoer

jeuk

aan

hebben

dieren

dingen

personen

gedacht

boekenschrijfster

kikker

hond

kat

maanlicht

politievrouw

verschil

jeuk

job

de -woord

het-woord

resultaat

de -woord

het-woord

campagne

de -woord

het-woord

duur

de -woord

het-woord

contract

de -woord

het-woord

periode

de -woord

het-woord

park

de -woord

het-woord

onthaal

de -woord

het-woord

hotel

de -woord

het-woord

talenkennis

de -woord

het-woord

Verwijswoorden

Vervang volgende personen door het juiste verwijswoord.

de sportster

1. hij
2. zij
3. het

de tennisser

1. hij
2. zij
3. het

de tekenaar

1. hij
2. zij
3. het

de beeldhouwster

1. hij
2. zij
3. het

het kunstwerk

1. hij
2. zij
3. het

de ontwerpster

1. hij
2. zij
3. het

Letterlijk of figuurlijk?

Zijn volgende zinnen letterlijk of figuurlijk bedoeld? Duid aan.

Mijn vader is een boom van een vent.

1. letterlijk
2. figuurlijk

De kapster waste de haren van de klant. Ze zat met haar handen in het haar.

1. letterlijk
2. figuurlijk

Het kind draagt met zijn emmertje water naar de zee.

1. letterlijk
2. figuurlijk

Onze leraar kookte van woede toen we niet aan het opletten waren.

1. letterlijk
2. figuurlijk

Elke keer als zij die jongen ziet, krijgt ze vlinders in de buik.

1. letterlijk
2. figuurlijk

Spelling en woordenschat

Schrijf de woorden die de leerkracht dicteert juist.

Ik kom uit een grote ___

familie

Wil je dat ___ voor oliebollen eens voor mij kopiëren?

recept

De leraar fronste zijn ___ .

wenkbrauwen

Amir gaat regelmatig naar de ___ .

bibliotheek

Koop jij soms ___ voor de bioscoop via het internet?

tickets

allerlei

uiten

uiteenlopend

afnemen

bevallen

duidelijk maken wat je denkt of voelt

veel verschillende soorten

van elkaar verschillend

minder worden

goed of prettig vinden

Ik denk dat ik de leerstof van de voorbije 2 thema's al heel goed onder de knie heb.

😒🙁😐🙂😃