thema 'de gezondheid' les 2

• NT2
• Voortgezet speciaal onderwijs
• Leerroute 1

Thema 'de gezondheid'

les 2

woordenschatlessen op A2-niveau ter voorbereiding op het inburgeringsexamen.

de griep

Zij heeft koorts en voelt zich erg ziek. Zij heeft de griep.

de ambulance

Het slachtoffer van het ongeluk werd met de ambulance naar het ziekenhuis gebracht..

De leerlingen schrijven de woorden in een woordenschrift en zetten eventueel de vertaling erbij. 

het ziekenhuis

In het ziekenhuis liggen veel mensen met corona.

het bloed

Na de val stroomde er bloed uit zijn knie.

de ouderdom

Mijn oma is van ouderdom overleden.

de hulp

Als ik problemen heb, vraag ik mijn ouders om hulp.

de zieke

De zieke moest een week in bed blijven.

de afdeling

Zij werkt op de kinderafdeling van het ziekenhuis.

de behandeling

Ik ging voor een behandeling naar de tandarts.

de anticonceptie

Zij wilde niet zwanger worden en gebruikte daarom de pil als anticonceptie.

de EHBO

Ik heb een EHBO-cursus gevolgd en weet nu wat ik moet doen als er een ongeluk gebeurt.

de ziektekosten

Ik ben vaak ziek geweest, dus heb ik hoge ziektekosten.

de dood

Veel mensen geloven in een leven na de dood.

de gehandicapte

De gehandicapte zat in een rolstoel.

de bril

Omdat hij niet goed ziet, draagt hij een bril.

het gehoorapparaat

Omdat zij niet goed hoort, draagt zij een gehoorapparaat.

betekenissen

betekenissen

Wat is dit?

Wat is dit?

Wat is dit?

Wat is dit?

Welk woord hoort niet in het rijtje?

1. het ziekenhuis
2. de afdeling
3. de ambulance
4. de ouderdom

Welk woord hoort niet in het rijtje?

1. de bril
2. het bloed
3. het gehoorapparaat
4. de anticonceptie

Maak een zin met
"de hulp".

Maak een zin met
"de griep".

Maak een zin met
"de ziektekosten".

Maak een zin met
"de zieke".

Maak een zin met
"de behandeling".

Werkvorm 1 - in duo's

Je krijgt van de docent een stapel kaartjes met plaatjes.

Je draait om de beurt een kaartje om en vertelt wat er op het kaartje staat. Je geeft ook de betekenis van het woord en een voorbeeldzin.

Werkvorm 2 - mix en ruil

Iedereen krijgt van de docent een kaartje met een plaatje. 

Als de docent zegt: 'start!' loopt iedereen door de klas.

Als de docent zegt; 'stop!' dan sta je stil en bespreekt met de persoon die bij jou in de buurt staat wat op je kaartje staat. Je geeft ook de betekenis van het woord en een voorbeeldzin.

Ben je klaar? Ruil de kaartjes en wacht totdat de docent weer zegt: 'start!'