Vragen en ontkenningen past simple BK

• Engels
• Middelbare school
• vmbo b
• Leerjaar 2

Welcome everyone!

Vraagzinnen maken

• Als er was, were, can of could in de zin staat.
• Zinnen zonder was, were, can of could. 

Lesdoel: 

• Aan het eind van de les kun je vragen wat iemand in het verleden gedaan heeft. 
• Aan het eind van de les kun je zeggen wat je niet gedaan hebt (ontkenningen in de verleden tijd) 

         Vragen maken in de verleden tijd

Deze lessonup behandelt 2 manieren om vragen te maken.

       1: Zinnen met was , were , can of could. 

       2: Zinnen met een ander werkwoord

 Vraagzinnen was / were

Het lijkt op het Nederlands.

 

Ik was ziek.

Jullie waren thuis.

Zij waren op school.

Was ik ziek?

Waren jullie thuis?

Waren zij op school?

De eerste twee woorden veranderen van plaats. De rest blijft hetzelfde.

         Zinnen met was, were, can of could

• Wanneer je een vraag wilt maken en er staat was , were, can of could  in de zin, dan moet je deze vooraan in de zin zetten.
• De rest van de zin blijft hetzelfde.

• She was at school.    -->    Was she at school?
• Bob and July were at home. --> Were Bob and July at home?
• John can do his homework.  Can John do his homework?

         Zinnen met was of were 

Omdat ik denk dat je dit niet zo moeilijk vindt gaan we dit 

meteen oefenen.

Let tijdens het typen op de spelling. En natuurlijk zet je achter een vraagzin altijd een vraagteken. 

Maak een vraagzin:
Bob was on holiday.

Maak een vraagzin:
You were in the park this morning.

         Zinnen met was, were, can of could

• Wanneer je een vraag wilt maken en er staat was , were, can of could  in de zin, dan moet je deze vooraan in de zin zetten.
• De rest van de zin blijft hetzelfde.

• She was at school.    -->    Was she at school?
• Bob and July were at home. --> Were Bob and July at home?
• John can do his homework.  Can John do his homework?

Maak een vraagzin:
Sally was angry yesterday.

Maak een vraagzin:
Bob and John were singing this morning.

Maak een vraagzin:
They could go on vacation.

Maak een vraagzin:
Tom can catch Jerry.

         Zinnen met was of were 

• Je weet nu hoe je vragen maken met was , were can of could in de zin.
• We gaan nu bekijken wat je moet doen als er een ander werkwoord in de zin staat.

         Zinnen met andere werkwoorden 

• Hoe zet je een werkwoord in de tegenwoordige tijd?
• Hiervoor zijn 2 manieren: 
• 1. Je haalt ed van het werkwoord af;   worked --> work
• 2. Je gebruikt het 1e rijtje van de onregelmatige werkwoorden.

   

      

         Zinnen met andere werkwoorden 

• Samengevat: 
• Did vooraan + de rest van de zin met het werkwoord in de t.t..
• 
  
• The farmer worked hard. --> Did the farmer work hard? 
• Bob kissed Annie.   --> Did Bob kiss Annie?
• My sister ate an apple. Did my sister eat an apple?

         Zinnen met andere werkwoorden 

Omdat dit wat lastiger is gaan we ook dit even oefenen.

Je krijgt 3 zinnen waarbij je de juiste vraag moet kiezen.

Daarna krijg je 3 zinnen waarbij je zelf de vraag moet maken.

Maak een vraagzin:
Bob worked hard.

1. Bob worked hard?
2. Worked Bob hard?
3. Did Bob work hard?
4. Did Bob worked hard?

Maak een vraagzin:
She talked about him.

1. Did she talk about him?
2. Did she talked about him?
3. Talked she about him?
4. She talked about him?

Maak een vraagzin:
She went to the shop.

1. Did she went to the shop?
2. Went she to the shop?
3. She is to the shop gewent?
4. Did she go to the shop?

Maak een vraagzin:
It rained a lot.

Maak een vraagzin:
My brother helped me.

         Zinnen met andere werkwoorden 

• Helaas staat niet in alle Engelse zinnen was, were can of could.
• Als er een ander werkwoord staat dan moet je drie dingen doen:

1. Did vooraan de zin zetten.
2. Het werkwoord in de tegenwoordige tijd zetten.
3. Een vraagteken achter de zin zetten. 

         Zinnen met andere werkwoorden 

• Hoe zet je een werkwoord in de tegenwoordige tijd?
• Hiervoor zijn 2 manieren: 
• 1. Je haalt ed van het werkwoord af;
• 2. Je gebruikt het 1e rijtje van de onregelmatige werkwoorden

Maak een vraagzin:
He gave me a book.

         Zinnen met andere werkwoorden 

• Helaas staat niet in alle Engelse zinnen was, were can of could.
• Als er een ander werkwoord staat dan moet je de vraag beginnen met did.
• Daarna krijg je de rest van de zin, maar... moet je het werkwoord in de tegenwoordige tijd zetten.

         Zinnen met andere werkwoorden 

Hopelijk begrijp je nu hoe je vragen maakt met andere werkwoorden in de verleden tijd.

         Vragen maken in de verleden tijd

Korte samenvatting:

Staat er was of were in de zin? 

Zet die vooraan, rest van de zin blijft hetzelfde.

Staat er een ander werkwoord in de zin?

Did vooraan in de zin, rest van de zin hetzelfde maar het werkwoord veranderd in de tegenwoordige tijd.

Ik snap hoe ik vragen moet maken met de past simple.

Ja, ik snap het helemaal.

Nou, ik snap het een beetje.

Nee, ik snap het nog niet en wil meer uitleg.

Wat ga je nu doen?

• BK: Opdracht 56 en 57 op blz. 60 en 61 van je werkboek. 
• KGT:  opdracht 56 en 57 op blz. 64 van je werkboek. 

         Ontkennende zinnen maken

• Een ontkennende zin geeft aan dat iemand iets niet gedaan heeft: 
• Ik liep niet naar de supermarkt. 
• Wij zijn niet op vakantie geweest. 

   

      

         Ontkennende zinnen maken

• Om een ontkennende zin te maken heb je in het Engels twee woorden nodig: did not. 
• Je zet die voor het werkwoord in de zin. 
• Maar let op: ook hier komt het werkwoord in de tegenwoordige tijd. 

   

      

         Ontkennende zinnen maken

• Om een ontkennende zin te maken heb je in het Engels twee woorden nodig: did not. 
• Je zet die voor het werkwoord in de zin. Het werkwoord verandert van de verleden tijd naar de tegenwoordige tijd.
• Een voorbeeld: 
• John walked to school yesterday
• John did not (didn't) walk to school yesterday. 

   

      

         Ontkennende zinnen maken

• Om een ontkennende zin te maken heb je in het Engels twee woorden nodig: did not. 
• Je zet die voor het werkwoord in de zin. Het werkwoord verandert van de verleden tijd naar de tegenwoordige tijd.
• Een voorbeeld: 
• You ate an apple yesterday. 
• You did not (didn't) eat an apple  yesterday.   

   

      

         Ontkennende zinnen maken

• I played tennis last week. 
• I did not (didn't) play tennis last week. 

• I went to the supermarket this morning. 
• I did not (didn't) go to the supermarket this morning. 

Maak de zin ontkennend:
I answered the question.

Maak de zin ontkennend:
I bought a present last week.

Maak de zin ontkennend:
My mother baked a cake last week.

         Ontkennende zinnen maken

• Als er was of were in de zin staat, of als er een hulpwerkwoord als can, could of would in de zin staat, hoef je hier alleen het woord not (n't) toe te voegen. 
• John was working late yesterday. 
• John was not (wasn't) working late yesterday.  

   

      

         Ontkennende zinnen maken

• Als er was of were in de zin staat, of als er een hulpwerkwoord als can, could of would in de zin staat, hoef je hier alleen het woord not (n't) toe te voegen. 
• Bob and July were singing a song. 
• Bob and July were not (weren't) singing a song.  

   

      

Maak ontkennend
I was playing tennis yesterday.

Maak ontkennend:
We were laughing about his joke.

Ik kan een vraagzin of een ontkennende maken met de past simple.

😒🙁😐🙂😃

         Huiswerk

 

• BK: Maak opdracht Lees opdracht 58A en maak opdracht 58 B op blz. 66 van je werkboek. 
• KGT: lees opdracht 59 A en maak opdracht 59B op blz. 66 van je werkboek. 

         Huiswerk

Maak de opdrachten via Stepping stones online. 

• KGT: Chapter 1, I, writing and grammar, opdracht 56, 57, 58 en 59. 
• T/Havo: Chapter 1, I, writing and grammar, opdracht 51, 52 en 53. 

NB: als je niet weet wat je moet doen, pak je boek erbij!!!