Het opstellen van een basisbalans

Het opstellen van een basisbalans

Leerdoel van de les

Het opstellen van een basisbalans begrijpen en kunnen toepassen.

Wat weet je al over het opmaken van een basisbalans?

Wat is een balans?

Een balans is een overzicht van de bezittingen, schulden en het eigen vermogen van een onderneming op een bepaald moment.

Bezittingen

Bezittingen zijn de waardevolle items die een bedrijf bezit, zoals geld, inventaris en gebouwen.

Schulden

Schulden zijn de financiële verplichtingen van een bedrijf, zoals leningen en openstaande facturen.

Eigen vermogen

Het eigen vermogen vertegenwoordigt de waarde die toebehoort aan de eigenaren van het bedrijf.

Oefening: Bezittingen

Toon een lijst met bezittingen en vraag de leerlingen om deze in te delen op een balans.

Oefening: Schulden

Laat verschillende soorten schulden zien en laat de leerlingen ze op een balans plaatsen.

Oefening: Eigen vermogen

Vraag de leerlingen om het eigen vermogen te berekenen op basis van gegeven informatie.

Voorbeeld balans

Toon een voorbeeld van een basisbalans en leg uit hoe deze is opgemaakt.

Oefening: Praktijkvoorbeeld

Laat een praktijkvoorbeeld zien en vraag de leerlingen om een balans op te stellen.

Belang van balansen

Leg uit waarom het opmaken van een basisbalans belangrijk is voor bedrijfsadministratie.

Oefening: Kritische vragen

Stel kritische vragen over de opgestelde balansen en laat de leerlingen deze bespreken.

Voorbeeld balans met uitwerkingen

Toon een voorbeeldbalans met uitwerkingen en leg eventuele fouten uit.

Toepassing in de praktijk

Beschrijf hoe het opmaken van een basisbalans wordt toegepast in de praktijk van bedrijfsadministratie.

Zelfstandig oefenen

Geef de leerlingen de opdracht om zelfstandig een basisbalans op te stellen aan de hand van een casus.

Samenvatting

Vat de belangrijkste punten van de les samen en beantwoord eventuele vragen van de leerlingen.

Evaluatie

Evalueer de les en vraag de leerlingen om feedback over de lesmethode en de behandelde stof.

Einde van de les

Bedank de leerlingen voor hun inzet en sluit de les af met een positieve noot.

Schrijf 3 dingen op die je deze les hebt geleerd.

De leerlingen voeren hier drie dingen in die ze in deze les hebben geleerd. Hiermee geven ze aan wat hun eigen leerrendement van deze les is.

Schrijf 2 dingen op waarover je meer wilt weten.

De leerlingen voeren hier twee dingen in waarover ze meer zouden willen weten. Hiermee vergroot je niet alleen betrokkenheid, maar geef je hen ook meer eigenaarschap.

Stel 1 vraag over iets dat je nog niet zo goed hebt begrepen.

De leerlingen geven hier (in vraagvorm) aan met welk onderdeel van de stof ze nog moeite. Voor de docent biedt dit niet alleen inzicht in de mate waarin de stof de leerlingen begrijpen/beheersen, maar ook een goed startpunt voor een volgende les.