Herhaling hoofdstuk 3

Hoofdstuk 3 inkoopprijs en verkoopprijs
1 / 23
suivant
Slide 1: Diapositive
BedrijfseconomieMBOStudiejaar 2

Cette leçon contient 23 diapositives, avec quiz interactifs et diapositive de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 120 min

Éléments de cette leçon

Hoofdstuk 3 inkoopprijs en verkoopprijs

Slide 1 - Diapositive

Mijn inkoopfactuurprijs bedraagt €121. Hoeveel is mijn inkoopprijs?
A
100
B
21
C
146,41
D
79

Slide 2 - Quiz

Mijn inkoopprijs bedraagt €358. Hoeveel bedraagt mijn inkoopfactuurprijs?
A
358
B
433,18
C
295,86
D
75,18

Slide 3 - Quiz

Ik heb een inkoopfactuurprijs van €360.
Hoeveel bedraagt mijn btw?
A
62,48
B
297,52
C
75,60
D
284,40

Slide 4 - Quiz

Ik heb een inkoopprijs van €80.
Hoeveel bedraagt mijn btw?
A
16,80
B
63,20
C
13,88
D
66,12

Slide 5 - Quiz

Mijn netto inkoopprijs bedraagt €240. Hoeveel bedraagt mijn bruto inkoopprijs?
A
240
B
290,40
C
261
D
198,35

Slide 6 - Quiz

Mijn bruto verkoopprijs bedraagt €121. Hoeveel is mijn netto verkoopprijs?
A
100
B
21
C
146,41
D
79

Slide 7 - Quiz

Ik heb een bruto verkoopprijs van €36.
Hoeveel bedraagt mijn btw?
A
43,56
B
29,75
C
7,56
D
6,25

Slide 8 - Quiz

Ik heb een netto inkoopprijs van €50 en een brutowinstopslag van 23%. Hoeveel is mijn netto verkoopprijs?

Slide 9 - Question ouverte

Ik heb een netto inkoopprijs van €50 en een brutowinstmarge van 36%. Hoeveel is mijn netto verkoopprijs?

Slide 10 - Question ouverte

Ik heb een netto inkoopprijs van €37 en een brutowinstopslag van 17%. Hoeveel is mijn netto verkoopprijs?

Slide 11 - Question ouverte

Ik heb een netto inkoopprijs van €104 en een brutowinstopslag van 17%. BTW is 21%. Wat is de consumentenprijs.

Slide 12 - Question ouverte

Ik heb een netto inkoopprijs van €42 en een brutowinstmarge van 25%. BTW is 9%. Wat is de consumentenprijs.

Slide 13 - Question ouverte

Wat is de omrekenfactor?

Slide 14 - Question ouverte

Inkoopprijs €240
Omrekenfactor van 2,7
Hoeveel is de consumentenprijs?

Slide 15 - Question ouverte

Consumentenprijs €3940
Omrekenfactor van 1,8
Hoeveel is de inkoopprijs?

Slide 16 - Question ouverte

Wat wordt er bedoeld met de omzetsnelheid?

Slide 17 - Question ouverte

Ik heb een inkoopwaarde van €360.000 en een gemiddelde voorraad van €60.000.
Hoeveel is mijn omzetsnelheid
A
6 keer
B
36 keer
C
60 keer
D
3,6 keer

Slide 18 - Quiz

Voorraad 1 januari €30.000.
Voorraad 31 december €40.000.
Hoeveel bedraagt mijn gemiddelde voorraad?
A
40.000
B
30.000
C
35.000
D
70.000

Slide 19 - Quiz

Voorraad 1 januari €30.000.
Voorraad 1 juli €50.000.
Voorraad 31 december €40.000.
Hoeveel bedraagt mijn gemiddelde voorraad?
A
40.000
B
30.000
C
35.000
D
60.000

Slide 20 - Quiz

Een onderneming heeft omzetsnelheid van 30 per jaar.
Bereken de opslagduur in weken.

Slide 21 - Question ouverte

Een onderneming heeft omzetsnelheid van 15 per jaar.
Bereken de opslagduur in dagen.

Slide 22 - Question ouverte

Een onderneming heeft omzetsnelheid van 44 per jaar.
Bereken de opslagduur in maanden.

Slide 23 - Question ouverte