Kijk goed naar de zin. Moet je de persoonsvorm invullen, of het voltooid deelwoord of toch allebei? Twijfel je, verander het werkwoord dan in een woord waarbij je goed het verschil hoort. Bijv: Is hij veel ... (veranderen)? --> Is hij veel gemaakt? --> nu hoor ik het voltooid deelwoord, dus bij veranderd moet het ook het voltooid deelwoorden zijn = veranderd! Schrijf de hele zin op de volgende dia.
't sexy fokschaap
Let op, het gaat er alleen om of een medeklinker hierbij staat! dus e, o, a, u, i doen niet mee. Dan schrijf je gewoon een d op het eind. Dit geldt ook voor 't sexy kofschip.
Slide 4 - Diapositive
Schrijf hier de antwoorden van de vorige opdracht.
Slide 5 - Question ouverte
Uitleg
Zie uitleg en instructie bij dia 16 (vorige opdracht)
Slide 6 - Diapositive
Schrijf hier de antwoorden van de vorige opdracht.
Slide 7 - Question ouverte
Voltooid deelwoord
Lees de zin. Verander het werkwoord dat tussen haakjes staat in een voltooid deelwoord.
Schrijf DE HELE ZIN op!
Denk aan hoofdletters, leestekens en de woordvolgorde.
Slide 8 - Diapositive
In Frankrijk wordt op scholen altijd uitgebreid .... (lunchen).
Slide 9 - Question ouverte
Ik heb mij enorm .... (haasten), om op tijd te komen voor die wedstrijd.
Slide 10 - Question ouverte
Op zijn eerste schooldag heeft het kind op zijn tafel .... (stempelen).
Slide 11 - Question ouverte
Dat medicijn heeft niet zo goed ... (werken) als we hadden gehoopt.
Slide 12 - Question ouverte
De agent heeft de automobilist .... (bekeuren) voor te snel rijden.
Slide 13 - Question ouverte
De maiskolven worden boven het kampvuur .... (roosteren).
Slide 14 - Question ouverte
Schrijven
Slide 15 - Diapositive
Slide 16 - Diapositive
Dictee Je hoort 5 zinnen. Schrijf de zinnen op. Denk aan hoofdletters en leestekens! Klik hier!
Dictee 23-3
Slide 17 - Question ouverte
Lezen
Slide 18 - Diapositive
Lees de tekst.
Als je op het plaatje links boven klikt, wordt deze als het goed is groot en kun je ook inzoomen om de tekst beter te kunnen lezen. Op de volgende dia's staan vragen over de tekst.
Slide 19 - Diapositive
Ontdekken
Het milieu
Uitgestorven
Vlakbij
Mistig
Iets nieuws zien of vinden
Je kunt niet ver kijken
Het bestaat niet meer
Helemaal niet ver
Het water, de lucht en de bodem
Slide 20 - Question de remorquage
Waar ligt Nieuw-Guinea?
A
In Indonesie
B
In Azië
C
In Afrika
D
In Frans-Guinea
Slide 21 - Quiz
Wetenschappers dachten dat een bepaald dier was uitgestorven. Welk dier was dat?
A
Honingeters
B
Apen
C
Paradijsvogels
D
Wilde katten
Slide 22 - Quiz
Wat is een jungle?
A
Een groot bos
B
Een park waar veel wilde dieren wonen
C
Dit is alleen 1 plek in Azië waar wilde dieren leven
D
Een groot bos waar veel wilde dieren leven
Slide 23 - Quiz
Kijken en luisteren
Kijk naar het volgende filmpje. Stop bij minuut 4.43!
Maak daarna de vragen. Je mag de vragen ook van tevoren lezen. Je mag maar 1x antwoord geven op de vraag.
Aanvulling
Let op, het filmpje is al wat ouder dus het kan zijn dat sommige antwoorden niet meer helemaal kloppen, dat sommige regels binnen de opleiding veranderd zijn. Maar dat maakt voor nu voor deze opdracht niks uit.
Slide 24 - Diapositive
https:
Slide 25 - Lien
Wat zegt Margreet over de vooropleiding om politieagent te worden?
A
Je moet een basisopleiding hebben
B
Je hoeft geen diploma te hebben
C
Je moet een diploma middelbare school hebben
D
Je moet alleen een diploma basisschool hebben
Slide 26 - Quiz
Welke tests moet je doen om te worden aangenomen op de politieschool?
A
Een tekst voor karakter, intelligentie en lichamelijke conditie.
B
Een test voor intelligentie en een test voor lichamelijke conditie.
C
Een test voor computergebruik en een test voor lichamelijke conditie.
D
Een test voor karakter en een test voor computergebruik.
Slide 27 - Quiz
Wat vertelt de agent over het dragen van een wapen in het eerste jaar?
A
Een agent in opleiding mag geen wapen dragen.
B
Een agent in opleiding mag pas na 1 jaar een wapen dragen.
C
Een agent in opleiding mag pas na 9 maanden een wapen dragen.
D
Een agent in opleiding mag pas na 7 maanden een wapen dragen.
Slide 28 - Quiz
Wat zegt de leraar over de middelen die gebruikt worden bij het oppakken van criminelen?
A
De middelen mogen worden gebruikt.
B
De middelen mogen niet worden gebruikt.
C
De middelen worden door criminelen gebruikt.
D
Er zijn geen middelen.
Slide 29 - Quiz
Wat vertelt Margreet over de theorievakken en het halen van het examen?
A
Je mag de examens 3 keer doen, als je het dan niet haalt moet je weg.
B
Je mag de examens 1 keer doen, als je het dan niet haalt moet je weg.
C
Je mag de examens 2 keer doen, als je het dan niet haalt moet je weg.
D
Je mag de examens zo vaak doen als nodig is om ze te halen.
Slide 30 - Quiz
Wat vertelt Margreet over de praktijk?
A
Dat de praktijk 3 maanden duurt.
B
Dat de lesstof die je op school krijgt ook op straat geoefend moet worden.
C
Dat de lesstof gaat over wat je op straat moet doen.
D
Dat ze niet in de praktijk hoeven oefenen.
Slide 31 - Quiz
Zinsdelen
Lees de zin. In hoeveel zinsdelen bestaat de zin?
Kies het juiste antwoord.
Slide 32 - Diapositive
De hond van oom Tarek is eergisteren in het bos verdwenen.
A
Deze zin heeft 5 zinsdelen
B
Deze zin heeft 6 zinsdelen
C
Deze zin heeft 4 zinsdelen
D
Deze zin heeft 7 zinsdelen
Slide 33 - Quiz
Is die dure plant goed verzorgd door jouw buurvrouw in de vakantie?
A
Deze zin heeft 5 zinsdelen.
B
Deze zin heeft 6 zinsdelen.
C
Deze zin heeft 4 zinsdelen.
D
Deze zin heeft 7 zinsdelen.
Slide 34 - Quiz
Zijn de kliekjes van gisteren al opgewarmd?
(kliekjes = restjes van eten wat over is)
A
Deze zin heeft 5 zinsdelen.
B
Deze zin heeft 6 zinsdelen.
C
Deze zin heeft 4 zinsdelen.
D
Deze zin heeft 7 zinsdelen.
Slide 35 - Quiz
In de dierentuin worden veel dieren door mensen verzorgd.
A
Deze zin heeft 5 zinsdelen.
B
Deze zin heeft 6 zinsdelen.
C
Deze zin heeft 4 zinsdelen.
D
Deze zin heeft 7 zinsdelen.
Slide 36 - Quiz
Einde van de les. Wat vond je van de les en wat zou je graag nog meer willen oefenen?