Toets communicatie oa

• Onderwijsassistenten
• MBO
• Studiejaar 1

test je kennis

Feedback is altijd....

1. Objectief
2. Subjectief

Feedback ontvangen

Feedback geven

Vragen stellen

Wacht niet te lang

Check of de ander het begrijpt

Bespreek het met alle betrokkenen 

Laat de ander uitpraten 

Schiet niet in de verdediging 

Ben je beter in feedback geven
of feedback ontvangen?

Ontvangen

Geven

Allebei niet

Allebei even goed

geen idee

Terugblik: Feedback.. Hoe begin je met het geven van Feedback?

1. Ik vind..
2. Ik zie..
3. Jij bent..

Wat voor feedback heb je?

1. Iemand naar beneden halen
2. Positieve, complimenten
4. Terugkoppeling, persoon kan er van leren

Zet de sandwichmethode in de juiste volgorde

Negatieve feedback

Positieve feedback

Postieve feedback

Wat is een voorbeeld van opbouwende feedback?

1. Je presentatie was verschrikkelijk, je moet echt beter oefenen.
2. Ik waardeer je inzet om de presentatie te verbeteren.
3. Je zou meer aandacht moeten besteden aan je presentatietechnieken.
4. Je presteert altijd ondermaats, ik ben teleurgesteld in je.

Wat is geen niveau voor het bestrijden van pesten?

1. Schoolniveau
2. Groepsniveau
3. Individueel niveau
4. Leeftijdsniveau

Welke criteria omtrent pesten is onjuist?

1. Wordt meestal gedaan vanuit een grapje
2. Vindt stelselmatig plaats, duurt lang
3. Er zit opzet achter
4. Er is sprake van eenzelfde slachtoffer

Wie pesten er meer?

1. Jongens
2. Meisjes

Wanneer is er sprake van pesten?

1. Er is sprake van pesten wanneer kinderen aandacht willen en populair willen zijn.
2. Er is sprake van pesten als er tegen een kind minimaal 3 manieren van pesten gehanteerd worden, zoals verbaal pesten, online pesten en indirect pesten.
3. Er is sprake van pesten als een kind herhaaldelijk schade aanricht bij een ander kind.
4. Er is sprake van pesten wanneer kinderen zelf onzeker zijn.

Pesten heeft geen effect op de klas

1. juist
2. onjuist

Pesten is cultuurgebonden

1. Waar
2. Niet waar

Pesten kost de maatschappij geld

1. juist
2. onjuist

Slachtoffers van pesten hebben vaak

1. Te weinig aandacht van hun ouders gekregen.
2. Weinig zelfvertrouwen.
3. Een dominant karakter

Waar werd de pest door veroorzaakt?

1. Slecht eten
2. Vlooien van zwarte ratten
3. Vervuild water
4. Vuilnis op straat

Tot welke interactievaardigheid behoort kinderparticipatie.

1. sensitieve responsiviteit
2. respect voor autonomie
3. structureren en grenzen stellen.

basis interactievaardigheden

3 educatieve vaardigheden

Sensitieve responsiviteit​

Begeleiden van interacties ​

Ontwikkelingsstimulering ​

Respect voor de autonomie​

Structureren en grenzen stellen​

Praten en uitleggen​

Dagritme aanhouden hoort bij interactievaardigheid....

1. Sensitieve responsiviteit
2. Structureren en grenzen stellen
3. Respect voor de autonomie
4. Ontwikkelings-stimulering

Zijn er 5 interactievaardigheden?

1. Ja
2. Nee
3. X
4. X

Wie zijn er betrokken bij het pesten?

In dit gedeelte gaan we dieper in op de stof.

Betrokken bij het pesten

Niet betrokken bij het pesten

Op school

Op straat

Meelopers

Dagelijks

Het gepeste kind

Broer

Sportleider

Ouders

Pester(s)

Zusje 

Plagen

Pesten

Gebeurt af en toe.

Eén of meer kinderen spelen de baas.

Gaat altijd één kant op met vaak hetzelfde slachtoffer.

Voor de lol.

Je kunt zeggen als het niet meer leuk is.

Voor de één is het leuk maar voor de ander niet.

pedagogische interactievaardigheden

wat is sensitieve responsiviteit

wat helpteen kind tot het creëren van veiligheid?

wat is respect voor de autonomie?

hoe ga je met kinderen om

je hebt oog voor de behoeftes en gevoelens van kinderen.

structureren en grenzen stellen

de inbreng van kinderen en jongeren serieus nemen.

Wat is GEEN interactievaardigheid:

1. Structureren en grenzen
2. Ontwikkelings-stimulering
3. Autonomie
4. Empathie

welke pedagogische interactievaardigheid zie je hier?

1. praten en uitleggen
2. respect voor autonomie
3. structureren en grenzen stellen
4. sensitieve responsiviteit

Structuur bieden is een interactievaardigheid.

1. juist
2. onjuist

Oefenvragen

Meisjes krijgen eerder een groeispurt dan jongens?

1. Waar
2. Niet waar

De lichamelijke ontwikkeling van het ouder schoolkind is..

1. Lui en wil niets doen
2. Sterk maar niet in evenwicht
3. Krachtig en heeft groot uithoudingsvermogen
4. Krachtig maar uithoudingsvermogen is nog in ontwikkeling

Bij het ouder schoolkind zijn de normen en waarde belangrijk omdat..

1. Ze nu weten wat wel en niet mag volgens de ouders
2. Om richting te geven aan ons handelen
3. Normen en waarde zijn helemaal niet belangrijk
4. Het ouder schoolkind weet nog niet goed wat normen en waarde zijn.

Wat is abstract denken?

1. Onderscheid maken tussen werkelijkheid en fantasie.
2. Kunnen nadenken over taal.
3. Kunnen denken over dingen die niet waarneembaar zijn
4. Abstract denken bestaat helemaal niet

Wat zorg voor het typische puber gedrag

1. De normen en waarde die ze meekrijgen.
2. Het brein dat nog in ontwikkeling is in combinatie met hormonen
3. Hormonen
4. Nog niet ontwikkelde puberbrein

Wie groeit er langer door?

1. Meisjes
2. Jongens
3. Allebei even snel
4. Allebei even langzaam

Het egocentrisch denken hoort bij de ..

1. Adolescent
2. Puber
3. Ouder schoolkind
4. Bij allemaal niet

Pubers zijn kritisch en denken na over zichzelf. Hoe noem je dit?

1. Zelfreflectie
2. Zelfsturing
3. Zelfkijker
4. Zelfwaardering

De creaties van de puber zeggen iets over hun..

1. Creativiteit
2. Identiteit
3. Zelfstandigheid
4. Realiteit

De .... is gevoelig voor groepsdruk

1. Adolescent
2. Ouder schoolking
3. Puber
4. Volwassene

Waarom zijn vriendschappen belangrijk voor de puber?

1. Ze steunen je in moeilijke situaties
2. Je staat er door vrienden nooit alleen voor
3. Ze bieden steun en geven je zelfvertrouwen
4. Door vrienden ben je stoer en hoor je erbij

De hersenen van de adolescent zijn nog in ontwikkeling?

1. Waar
2. Niet waar
3. Zijn nooit ontwikkeld

Hoe kan het dat de adolescent nog moeite heeft met plannen?

1. Dat heeft hij niet. Hersenen zijn ontwikkeld
2. Frontale cortex is nog niet volgroeid.
3. Hersenen zijn nog klein en zijn pas volgroeid als hij volwassen is.

Wie kan er beter luisteren naar de mening van een ander?

1. Ouder schoolkind
2. Puber
3. Adolescent
4. Volwassene

Dit waren de vragen.

Hebben jullie nog vragen aan mij??

Wat vonden jullie van de lessen?

😒🙁😐🙂😃