Lastige verwijswoorden (p. 192)

• Nederlands
• Middelbare school

Verwijswoorden

Lesdoel:

Aan het einde van de les ken je de regels voor het gebruik van lastige verwijswoorden. 

Wat is een verwijswoord ook alweer? 

Een verwijswoord verwijst naar iets wat eerder genoemd is. 

Mijn zus is vandaag jarig. Zij wordt zestien jaar. 

Club 8 heeft een gezellige disco, die leerlingen geregeld bezoeken. 

Hoe zat het ook alweer? Het verwijswoord hangt af van...

1. De tijd waarin de zin staat.
2. De persoonsvorm.
3. De lengte van het woord.
4. Het woordgeslacht.

Woordgeslacht (1)

Het woordgeslacht van een zelfstandig naamwoord is: 

• Mannelijk --> lidwoord 'de'.
• Vrouwelijk --> lidwoord 'de'.
• Onzijdig --> lidwoord 'het'. 

vrouwelijke zelfstandig naamwoorden: 

• zij, ze, haar. 
• Deze die. 

Mannelijke zelfstandig naamwoorden: 

• Hij, hem, zijn. 
• Deze, die.

Onzijdige zelfstandig naamwoorden. 

In het enkelvoud: het, zijn, dit en dat. 

in het meervoud: zij, ze, hen, hun, deze en die. 

Even oefenen! Pak erbij p. 128

Omdat de universiteit minder geld krijgt, neemt ze minder geld aan.

1. Mannelijk/Vrouwelijk
2. Onzijdig

De feestcommissie vindt dat het bestuur haar niet serieus neemt.

1. Mannelijk
2. Vrouwelijk
3. Onzijdig

Dit product is zo populair dat het nauwelijks nog te krijgen is.

1. Mannelijk
2. Vrouwelijk
3. Onzijdig

Dat artikel over inbraken vind ik interessant, maar ... hier over economie niet.

1. Dit
2. Deze
3. Zijn
4. Het

Wil het leger extra geld, omdat ... steeds vaker vredesmissies moet uitvoeren?

1. Hij
2. Zij
3. Het
4. Deze

Werkgevers mogen ... personeel niet zonder goede reden ontslaan.

1. Hun
2. Die
3. Deze
4. Dat

De politie zoekt naar een crimineel ... uit de gevangenis ontsnapt is.

1. Deze
2. Dat
3. Dit
4. Die

vragen

VRAGEN? 

We gaan verder met verwijswoorden op p. 192

Vul steeds in: Dat of wat? 

Wildwaterkanoën is het leukste ... we tijdens onze vakantie gedaan hebben.

1. Dat
2. Wat

Correct: wat

Wildwaterkanoën is het leukste --> overtreffende trap --> wat. 

Het patatje ... Tobias na de wedstrijd eet, smaakt hem altijd superlekker.

1. Dat
2. Wat

Correct: dat

Het patatje --> dat patatje

Iets ... je tijdens de les niet begrijpt, moet je meteen aan de leraar vragen.

1. Dat
2. Wat

Correct: wat

Er staat 'iets' in de zin --> wat

Wat vind jij het spannendste boek ... jij ooit gelezen hebt?

1. Dat
2. Wat

Correct: dat

Dat boek. 

vragen

VRAGEN?