20.3 Grammaire I (aller + futur proche)

 le 16 mai 2024
1 / 12
suivant
Slide 1: Diapositive
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

Cette leçon contient 12 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

 le 16 mai 2024

Slide 1 - Diapositive

Lesdoel: aan het einde van de les...
- weet ik de betekenis en de vormen van het werkwoord aller
- kan ik een toekomende tijd maken  

Slide 2 - Diapositive

Le programme:
1. quizlet live
2. Aantekening werkwoord aller
3. Au travail!
a. conversation 5.4 écouter ex. 15B
b. 5.3 Grammaire I, 8 F en kies uit 8G, 8H of 8I
4. chanson 

Slide 3 - Diapositive

Welke onregelmatige werkwoorden ken ik al (+ vertaling)?

Slide 4 - Question ouverte

Unité 4: het werkwoord aller 
Het werkwoord aller = gaan, is net zoals avoir en être een onregelmatig werkwoord. 

Je                vais         = ik ga
Tu                vas          = jij gaat
Il/elle/on   va            = hij/zij/men gaat
Nous          allons     = wij gaan 
Vous           allez        = jullie gaan/ u gaat
Ils/elles     vont         = zij gaan

Slide 5 - Diapositive

Unité 4: de futur proche - toekomende tijd 
De futur proche gebruik je om te vertellen wat je in de toekomst gaat doen (toekomst van VANDAAG). 

Hoe maak ik de futur proche?
Vorm van het werkwoord aller + heel werkwoord 

BV: Ik ga vanmiddag zwemmen
Cet après-midi, je vais nager

Slide 6 - Diapositive

Marie gaat
A
Marie vas
B
Marie va

Slide 7 - Quiz

Jullie gaan
A
Nous allons
B
Vous allez

Slide 8 - Quiz

Zet de zin in een toekomende tijd:
Les élèves (faire) les devoirs

Slide 9 - Question ouverte

Zet de zin in een toekomende tijd
Tu (acheter) un nouveau jean?

Slide 10 - Question ouverte

Slide 11 - Vidéo

Les devoirs: le 6 février 
Faire: alle opdrachten van Écouter
Apprendre: apprendre 7 en 8 + werkwoord aller

Slide 12 - Diapositive