H1 Unité 4 - Grammaire I (aller + futur proche)

H1 le 6 mars 2024
1 / 17
suivant
Slide 1: Diapositive
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

Cette leçon contient 17 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

H1 le 6 mars 2024

Slide 1 - Diapositive

H1E
Danique
Carlijn
Laurens
Cebrian
Sven
Tobias
Danielle
Stefanie
Jayden
Colin
Ola
Elise
Konrad
Fintan
Jase
Isabel
Kaya
Lilly
Joan
Stas
Jessy
Lois
Zoe
Luca
Senna
Yash
Lucas
Rodrigo
Docent

Slide 2 - Diapositive

H1B
Lester
Riley
Elena
Yasmin
Luca
Finn
Monique
Jasmine
Fleur
Sequoyah
Tiego
Raf
Luuk 
Armaan
Julian
Youp
Jaimy
Nikolai
Dylano
Seana
Bernella
Lyris
Timo
Valentijn
Steef
Jayden
Mick
Rivano
Docent

Slide 3 - Diapositive

H1A
Pepijn
Lucas
Luuk
Nienke R
Farah
Mike
Benyamin
Quint
Youri

Micha
Daiyaan
Evy
Faiza
Thijs
Daniel
Nienke S
Nikki
Quinten
Stan
Kyra

Odenza
Ché
Benjamin
Chloé
Noor
Ali
Noud
Docent

Slide 4 - Diapositive

H1C
Koen
Jayden
Lisa
Fay
Bradley
Khaled
Laura
Marley
Milou
Aniek
Luuk
Jay
Jurre
Wessel
Ramon
Sven
Dylano
Stijn
Lana
Josh
Kyano
Johnny
Aiden
Jens
Levi
Docent

Slide 5 - Diapositive

Le programme:
1. Corriger (nakijken) ex. 4,5,6
2. Aantekening werkwoord aller
3. Au travail!
4. So'tje Apprendre 1 en 2

Slide 6 - Diapositive

Lesdoel: aan het einde van de les...
- Weet ik de betekenis en de vormen van het werkwoord ''aller''
- Kan ik een toekomende tijd maken  

Slide 7 - Diapositive

1. Corriger ex. 4,5,6

Slide 8 - Diapositive

Welke onregelmatige werkwoorden ken ik al (+ vertaling)?

Slide 9 - Question ouverte

Unité 4: het werkwoord aller 
Het werkwoord aller = gaan, is net zoals avoir en être een onregelmatig werkwoord. 
Je                vais         = ik ga
Tu                vas          = jij gaat
Il/elle/on   va            = hij/zij/men gaat
Nous          allons     = wij gaan 
Vous           allez        = jullie gaan/ u gaat
Ils/elles     vont         = zij gaan

Slide 10 - Diapositive

Unité 4: de futur proche - toekomende tijd 
De futur proche gebruik je om te vertellen wat je in de toekomst gaat doen (toekomst van VANDAAG). 

Hoe maak ik de futur proche?
Vorm van het werkwoord aller + heel werkwoord 

BV: Ik ga vanmiddag zwemmen (nager)
Cet après-midi, je vais nager

Slide 11 - Diapositive

Slide 12 - Vidéo

Marie gaat
A
Marie vas
B
Marie va

Slide 13 - Quiz

Jullie gaan
A
Nous allons
B
Vous allez

Slide 14 - Quiz

Zet de zin in een toekomende tijd:
Les élèves (faire) les devoirs

Slide 15 - Question ouverte

Zet de zin in een toekomende tijd
Tu (acheter) un nouveau jean?

Slide 16 - Question ouverte

Au travail
Faire: ex. 8A t/m E blz 118-119
EX 9, 10 blz 120
Klaar : Apprendre: apprendre 1 + 2 + werkwoord aller

Slide 17 - Diapositive