Unité 4 - Grammaire I (aller + futur proche)

• Frans
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 1

B1G le 7 février 2020

Lesdoel: aan het einde van de les...

- weet ik de betekenis en de vormen van het werkwoord aller

- kan ik een toekomende tijd maken  

Le programme:

1. Corriger ex. 4,5,6
2. Aantekening werkwoord aller
3. Au travail!

Welke onregelmatige werkwoorden ken ik al (+ vertaling)?

Unité 4: het werkwoord aller 

Het werkwoord aller = gaan, is net zoals avoir en être een onregelmatig werkwoord. 

Je                vais         = ik ga

Tu                vas          = jij gaat

Il/elle/on   va            = hij/zij/men gaat

Nous          allons     = wij gaan 

Vous           allez        = jullie gaan/ u gaat

Ils/elles     vont         = zij gaan

Unité 4: de futur proche - toekomende tijd 

De futur proche gebruik je om te vertellen wat je in de toekomst gaat doen (toekomst van VANDAAG). 

Hoe maak ik de futur proche?

Vorm van het werkwoord aller + heel werkwoord 

BV: Ik ga vanmiddag zwemmen

Cet après-midi, je vais nager

Marie gaat

1. Marie vas
2. Marie va

Jullie gaan

1. Nous allons
2. Vous allez

Zet de zin in een toekomende tijd:
Les élèves (faire) les devoirs

Zet de zin in een toekomende tijd
Tu (acheter) un nouveau jean?

Les devoirs: le 10 février 

Faire: ex. 8A t/m C
Apprendre: apprendre 1+2 + werkwoord aller