Herhaling grammaire aller + futur proche

Bonjour!
1 / 11
suivant
Slide 1: Diapositive
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

Cette leçon contient 11 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

Bonjour!

Slide 1 - Diapositive

Lesdoel: aan het einde van de les...
- weet ik de betekenis en de vormen van het werkwoord aller
- kan ik een toekomende tijd maken  

Slide 2 - Diapositive

Wat weet je nog over het werkwoord 'aller' en de futur proche?

Slide 3 - Carte mentale

Het werkwoord aller 
Het werkwoord aller = gaan, is net zoals avoir en être een onregelmatig werkwoord. 

Je                vais         = ik ga
Tu                vas          = jij gaat
Il/elle/on   va            = hij/zij/men gaat
Nous          allons     = wij gaan 
Vous           allez        = jullie gaan/ u gaat
Ils/elles     vont         = zij gaan

Slide 4 - Diapositive

Slide 5 - Vidéo

De futur proche - toekomende tijd 
De futur proche gebruik je om te vertellen wat je in de toekomst gaat doen (toekomst van VANDAAG). 

Hoe maak ik de futur proche?
Vorm van het werkwoord aller + heel werkwoord 

BV: Ik ga vanmiddag zwemmen
Cet après-midi, je vais nager

Slide 6 - Diapositive

Marie gaat
A
Marie vas
B
Marie va

Slide 7 - Quiz

Jullie gaan
A
Nous allons
B
Vous allez

Slide 8 - Quiz

Zet de zin in een toekomende tijd:
Les élèves (faire) les devoirs.

Slide 9 - Question ouverte

Zet de zin in een toekomende tijd
Tu (acheter) un nouveau jean?

Slide 10 - Question ouverte

Les devoirs
Chapitre 6

Faire: exercices 19 t/m 22
Apprendre: E
Réviser: A, B, grammaire D et grammaire H

Slide 11 - Diapositive