Groep 4 - Taal in beeld - blok 4, herhaling

Herhaling blok 4
- werkwoorden
- enkelvoud en meervoud
- woordkaart
1 / 13
suivant
Slide 1: Diapositive
TaalBasisschoolGroep 4

Cette leçon contient 13 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

Herhaling blok 4
- werkwoorden
- enkelvoud en meervoud
- woordkaart

Slide 1 - Diapositive

Slide 2 - Vidéo

Wat is het werkwoord?
Tom gooit de bal naar Pien.
A
Tom
B
gooit
C
bal
D
naar

Slide 3 - Quiz

Wat is het werkwoord?
Janne lacht om die leuke grap
A
Janne
B
leuke
C
grap
D
lacht

Slide 4 - Quiz

Wat is het werkwoord?
De kat springt op de hoge kast.
A
springt
B
kast
C
hoge
D
kat

Slide 5 - Quiz

Slide 6 - Diapositive

Welk woord in de zin is enkelvoud?
Jan klimt op het klimrek.
A
Jan
B
klimpt
C
het
D
klimrek

Slide 7 - Quiz

Welk woord in de zin is meervoud?

Emiel legt het papier en de propjes op tafel.
A
papier
B
legt
C
propjes
D
tafel

Slide 8 - Quiz

Schrijf een woord op in meervoud.

Slide 9 - Question ouverte

Slide 10 - Diapositive

Wat mis ik op deze woordkaart?
A
Het woord
B
Een zin die iets over het woord vertelt
C
Een plaatje van het woord

Slide 11 - Quiz

Wat mis ik op deze woordkaart?
A
Het woord
B
Een zin die iets over het woord vertelt
C
Een plaatje van het woord

Slide 12 - Quiz

Wat mis ik op deze woordkaart?
A
Het woord
B
Een zin die iets over het woord vertelt
C
Een plaatje van het woord

Slide 13 - Quiz