H4 Zouten uit zee

Wat weet ik van zouten?
1 / 14
suivant
Slide 1: Carte mentale
ScheikundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

Cette leçon contient 14 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Wat weet ik van zouten?

Slide 1 - Carte mentale

Samengestelde ionen
Deze bestaan uit een groepje van twee of meer atomen. Samen hebben zij 1 soort lading. 
Tabel 4.2 (pag 63) leren! 
Staan in Quizlet

Slide 2 - Diapositive

Sulfaation
A
SO4.2
B
SO3.2
C
S2
D
NO3.

Slide 3 - Quiz


HCO3.
A
waterstoftion
B
waterstofcarbonaation
C
carbonaation
D
acetaation

Slide 4 - Quiz

Welke naam hoort bij het ion
?
Sn4+
A
tin(IV)ion
B
tinion

Slide 5 - Quiz

Zet de juiste zoutnamen bij de verhoudingsformules. 
Na2SO3
Cu3(PO4)2
Fe2(CO3)3
timer
2:00
natriumsulfaat
natriumsulfiet
koper(II)fosfaat
koper(IV)fosfaat
ijzer(II)carbonaat
ijzer(III)carbonaat

Slide 6 - Question de remorquage

Schrijf de juiste verhoudingsformule
op van uraan(VI)waterstofcarbonaat.
timer
2:00

Slide 7 - Question ouverte

Schrijf de oplosvergelijking op magnesiumnitraat.

Slide 8 - Question ouverte

Schrijf de indampvergelijking op van kalkwater.

Slide 9 - Question ouverte

Tips die je wellicht kan gebruiken
Kijk voordat je een oplosvergelijking opschrijft eerst of deze wel echt oplost (tabel 45A). 
Leer de triviale namen van 4.3 en weet tabel 66A te vinden in je BINAS. 

Slide 10 - Diapositive

Waarom zal er geen neerslag ontstaan bij het samenvoegen van de oplossingen kaliumnitraat en magnesiumbromide?

Slide 11 - Question ouverte

Zal er een neerslag ontstaan bij de oplossingen calciumchloride en natriumsulfiet? Zo ja, welke?
A
Nee
B
Ja,CaSO3(s)
C
Ja,NaCl(s)
D
Ja,Ca2SO3(s)

Slide 12 - Quiz

Schrijf de neerslagreactie op (als die er is), wanneer de oplossingen ijzer(II)sulfaat en calciumchloride worden samengevoegd.

Slide 13 - Question ouverte

Vragen:
Welke zouten moet je mixen om de volgende slecht oplosbare zouten te maken? 
Geef ook de kloppende reactievergelijking.
  1. loodII)sulfide
  2. zinkhydroxide

Straks wordt 1 iemand genoemd om het antwoord te geven. 

Slide 14 - Diapositive