zouten examentraining

Zouten - examentraining M4
ex
1 / 23
suivant
Slide 1: Diapositive
ScheikundeNatuurkunde / ScheikundeMiddelbare schoolvmbo t, mavo, havo, vwoLeerjaar 4-6

Cette leçon contient 23 diapositives, avec quiz interactifs et diapositive de texte.

Éléments de cette leçon

Zouten - examentraining M4
ex

Slide 1 - Diapositive

Sleep de onderdelen naar de juiste locatie.
Metalen
Zouten
Moleculaire stoffen
H2O
CuSn
CO2
Mangaan
CuCl
C₆H₁₂O₆
Natriumbromide

Slide 2 - Question de remorquage

Welke stoffen zijn zouten? 
Sleep deze formules naar de afbeelding van zoutwinning.

NaCl
HCl
H2S
P2O5
CaO
CO2
Fe2O3
SO3
BaF2
ZnS
SnCl2
K2O

Slide 3 - Question de remorquage

Wat betekent de II in de namen lood(II)nitraat en koper(II)sulfaat?
A
De coëfficiënt van de positieve ionen is 2
B
De index van de negatieve ionen is 2
C
De lading van de metaalionen is 2+
D
De stoffen bevatten 2 ionsoorten

Slide 4 - Quiz

In mineraalwater komen verschillende deeltjes voor. Een daarvan is nitraat.

Tot welk soort deeltjes behoort nitraat?
A
moleculen
B
atomen
C
metalen
D
ionen

Slide 5 - Quiz

Zouten zijn altijd ______ bij kamertemperatuur.

Wat moet op de lege plek ingevuld worden?
A
vloeibaar
B
opgelost
C
gasvormig
D
vast

Slide 6 - Quiz

Geef de formule van het negatieve ionsoort dat aanwezig is in
lood(II)hydroxide

Slide 7 - Question ouverte

Door welke deeltjes wordt een oplossing blauw van kleur?
A
koperatomen
B
koperionen
C
kopermoleculen
D
koperzouten

Slide 8 - Quiz

Wat moet op de open plekken worden ingevuld?
chroom(III)nitraat
Cr(NO3)3
Zouten bestaan altijd uit minimaal 1 postief geladen ion en 1 negatief geladen ion.
Een zoutformule of ionverhoudingsformule is altijd neutraal opgeschreven. Dat wil zeggen dat er evenveel postieve ladingen zijn als negatieve ladingen.
In een zoutnaam wordt de lading van het positieve metaal-ion tussen haakjes gezet met Romijnse telling. Dit hoeft alleen als er meerdere iontypes van zijn. Er bestaat bijvoorbeeld croom(III) en crhoom(VI).
3+ lading
index
metaal ion
1- lading
coëfficiënt
samengesteld ion
molecuul

Slide 9 - Question de remorquage

Wat moet op de open plekken worden ingevuld?
goed oplosbaar
matig oplosbaar
slecht oplosbaar
koper(II)carbonaat
ijzer(III)fosfaat
magnesiumhydroxide
lood(II)chloride
calciumsulfaat
zilversulfaat
ammoniumsulfaat
calciumchloride
bariumbromide

Slide 10 - Question de remorquage

Welk positief ion vormt met
fosfaat-ionen een neerslag?
Gebruik binas.
A
kalium-ion
B
natrium-ion
C
zink(II)-ion
D
ammonium-ion

Slide 11 - Quiz

Positief ion
Negatief ion
Sleep de zinnen naar de juiste locatie.
Elektronen opnemen geeft een
Elektronen afstaan geeft een
Metaalatoom vormt een
Een niet-metaalatoom vormt een

Slide 12 - Question de remorquage

Sleep de ionen naar de juiste locatie.
 CO32-
PO43-
OH-
NH4⁠+
NO3-
nitraat-ion
ammonium-ion
hydroxide‑ion
 fosfaat-ion
carbonaat-ion

Slide 13 - Question de remorquage

Na2SO3
Cu3(PO4)2
Fe2(CO3)3
Sleep de juiste zoutnaam achter de verhoudingsformule.
natriumsulfaat
natriumsulfiet
koper(II)fosfaat
koper(IV)fosfaat
ijzer(II)carbonaat
ijzer(III)carbonaat

Slide 14 - Question de remorquage

Sleep de volgende zouten naar de juiste locatie?
Goed
oplosbaar
Slecht
oplosbaar
Matig
oplosbaar
natriumnitraat
calciumsulfaat
magnesiumsulfide
aluminiumhydroxide
ijzer(II)fosfaat
kaliumfluoride
kwik(I)nitraat
lood(II)chloride

Slide 15 - Question de remorquage

Vul de oplosbaarheidstabel in.
g
g
g
s

Slide 16 - Question de remorquage

Sleep de onderdelen naar de juiste locatie.
voor de reactie
reactievergelijking
na de reactie
Reactie tussen opgelost zilvernitraat & natriumjodide:
tribune-ionen:
Ag+ (aq)
Na+ (aq)
NO3- (aq)
NO3- (aq)
I- (aq)
Na+ (aq)
Ag+ (aq) + I- (aq) --> AgI (s)
AgI (s) --> Ag+ (aq) + I- (aq)
AgI (s)
I (aq)
Ag (aq)
Na (aq)

Slide 17 - Question de remorquage


In magnetiet(Fe3O4)  komen twee soorten ijzerionen voor: Fe2+ en Fe3+.
Wat is de verhouding Fe2+ : Fe3+ in Fe3O4
A
1:2
B
2:1
C
2:3
D
3:2

Slide 18 - Quiz

Geef de oplosvergelijking van natriumnitraat

Slide 19 - Question ouverte

Geef de oplosvergelijking van natriumsulfaat

Slide 20 - Question ouverte

Geef de indampvergelijking van een oplossing van kaliumhydroxide in water

Slide 21 - Question ouverte

Aan een oplossing van zink(II)nitraat wordt een oplossing van natriumsulfaat toegevoegd. Geef de neerslagreactie.

Slide 22 - Question ouverte

Aan een oplossing van kopernitraat wordt een oplossing van natriumfosfaat toegevoegd. Geef de neerslagreactie

Slide 23 - Question ouverte