Extra les hoofdstuk 3

programma
herhalingssommen paragraaf 2,3 en 4
Keuze maken:
of
klassikaal bespreken rekentrainer 2, 3, 4 en 6
of
testjezelf maken via digitale methode

1 / 16
suivant
Slide 1: Diapositive
EconomieMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 2

Cette leçon contient 16 diapositives, avec diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

programma
herhalingssommen paragraaf 2,3 en 4
Keuze maken:
of
klassikaal bespreken rekentrainer 2, 3, 4 en 6
of
testjezelf maken via digitale methode

Slide 1 - Diapositive

Hoe bereken je de nettowinst?

Slide 2 - Diapositive

Slide 3 - Vidéo

Schema winst berekenen

Slide 4 - Diapositive

los de volgende opgave op
Een bakker verkoopt per dag 200 broden van € 2,50. De inkoop van meel etc. is € 0,50 per brood. De bedrijfskosten zijn € 150,- per dag. Hoeveel bedraagt de brutowinst en de nettowinst?
Wil van iedereen een oplossing op papier zien!

Slide 5 - Diapositive

oplossing
Omzet = 200 broden x € 2,50 per brood =                  € 500,
inkoopwaarde = 200 broden x € 0,50 per brood = € 100,-
brutowinst                             =                                                €  400,-
bedrijfskosten zijn =.                                                           €  150,-
nettowinst =                                                                            €  250,-

Slide 6 - Diapositive

omzetstijging uitrekenen
nieuw - oud : oud x 100 = .. %
Een bakker had in 2017 een omzet van € 150.000,-. In 2018 was de omzet gestegen tot € 180.000,-. 
Met hoeveel % is de omzet gestegen?
180.000,-  - 150.000,- = 30.000,- : 150.000,- x 100 = 20 %

Slide 7 - Diapositive

reken de stijging in procenten uit
Een boer had in 2017 aan bedrijfskosten € 35.000,-. In 2018 zijn de kosten gestegen tot € 40.000,-.
Met hoeveel procent zijn de bedrijfskosten gestegen?

Wil van iedereen een antwoord op papier zien!

Slide 8 - Diapositive

oplossing
nieuw - oud : oud x 100 = .. %
40.000,- - 35.000,- : 35.000 x 100 = 14,3 %

Slide 9 - Diapositive

onthoud
Wat : waarvan x 100 = .. %

Als je iets in procenten wil uitrekenen

Slide 10 - Diapositive

In procenten van de omzet
inkoopwaarde uitdrukken in procenten van de omzet:
 1. deel de inkoopwaarde door de omzet 
2. vermenigvuldig de uitkomst met 100 
 Je kan de inkoopwaarde vervangen door brutowinst, bedrijfskosten of nettowinst

Slide 11 - Diapositive

bereken de bedrijfskosten in procenten van de omzet
Omzet = 200 broden x € 2,50 per brood =                  € 500,
inkoopwaarde = 200 broden x € 0,50 per brood = € 100,-
brutowinst                             =                                                €  400,-
bedrijfskosten zijn =.                                                           €  150,-
nettowinst =                                                                            €  250,-

Slide 12 - Diapositive

oplossing
Wat : waarvan x 100 =

150 : 500 x 100 = 30 %

Slide 13 - Diapositive

Indexcijfers 
Met indexcijfers kun je gegevens met elkaar vergelijken, waarbij je het basisjaar als uitgangspunt neemt.
Het basisjaar heeft altijd het indexcijfer 100. 

Indexcijfers lijken op percentages. Het is ook een verhoudingsgetal.

Slide 14 - Diapositive

Bereken de ontbrekendeindexcijfers

Jaar 2015 € 3,50 Indexcijfer = 100
Jaar 2016 € 3,25 Indexijfer = 
Jaar 2017 € 2,95 Indecijfer = 
Jaar 2018 € € 3,60 Indexijfer =
Jaar 2019 €  ,  Indexcijfer = 110

Slide 15 - Diapositive

keuze maken
klassikaal rekentrainer 2,3, 4 en 6
of in stilte testjezelf via digitale methode

Slide 16 - Diapositive