Qu'est-ce que LessonUp
Rechercher
Canaux
Connectez-vous
S'inscrire
‹
Revenir à la recherche
extra oefenen: woordvolgorde (1)
extra oefenen: woordvolgorde (1)
1 / 11
suivant
Slide 1:
Diapositive
NT2
ISK
Cette leçon contient
11 diapositives
, avec
quiz interactifs
et
diapositives de texte
.
Commencer la leçon
Partager
Imprimer la leçon
Éléments de cette leçon
extra oefenen: woordvolgorde (1)
Slide 1 - Diapositive
Doel:
Je kunt zinnen schrijven met verschillende woordvolgorde.
Hoe?
Let goed op de volgorde van de woorden:
* soms moet je beginnen met de persoon ('wie')
* soms moet je beginnen met de tijd (' wanneer')
Slide 2 - Diapositive
Controleer als je zinnen schrijft altijd:
1. de woordvolgorde
2. het werkwoord
3. hoofdletter en punt
4. lidwoorden (de, het, een)
5. voorzetsels (woorden voor ' waar')
Wie
- werkwoord -
wanneer
- wat - waar - (2e werkwoord).
of
Wanneer
- werkwoord -
wie
- wat - waar - (2e werkwoord).
één persoon -enkelvoud
twee of meer personen - meervoud
Vergeet ze niet.
Vergeet ze niet.
bijvoorbeeld: in, op, bij, naar.
Slide 3 - Diapositive
Opdracht
Je krijgt 6 zinnen.
Je moet de zinnen afmaken.
Je schrijft over school.
Controleer elke zin!
Slide 4 - Diapositive
Ik ...............
Wie
- werkwoord -
wanneer
- wat - waar - (2e werkwoord).
of
Wanneer
- werkwoord -
wie
- wat - waar - (2e werkwoord).
Slide 5 - Question ouverte
De leerlingen ......
Wie
- werkwoord -
wanneer
- wat - waar - (2e werkwoord).
of
Wanneer
- werkwoord -
wie
- wat - waar - (2e werkwoord).
Slide 6 - Question ouverte
Om 9.00 uur .........
Wie
- werkwoord -
wanneer
- wat - waar - (2e werkwoord).
of
Wanneer
- werkwoord -
wie
- wat - waar - (2e werkwoord).
Slide 7 - Question ouverte
Om 10.40 uur ......
Wie
- werkwoord -
wanneer
- wat - waar - (2e werkwoord).
of
Wanneer
- werkwoord -
wie
- wat - waar - (2e werkwoord).
Slide 8 - Question ouverte
De docent .....
Wie
- werkwoord -
wanneer
- wat - waar - (2e werkwoord).
of
Wanneer
- werkwoord -
wie
- wat - waar - (2e werkwoord).
Slide 9 - Question ouverte
De kantine......
Wie
- werkwoord -
wanneer
- wat - waar - (2e werkwoord).
of
Wanneer
- werkwoord -
wie
- wat - waar - (2e werkwoord).
Slide 10 - Question ouverte
Ik kan zinnen schrijven met verschillende woordvolgorde.
0
100
Slide 11 - Sondage
Plus de leçons comme celle-ci
extra oefenen: woordvolgorde (1)
Mai 2024
- Leçon avec
11 diapositives
NT2
ISK
extra oefenen: woordvolgorde (1)
Mars 2024
- Leçon avec
11 diapositives
NT2
ISK
extra oefenen: woordvolgorde (1)
il y a 20 jours
- Leçon avec
11 diapositives
NT2
ISK
extra oefenen: woordvolgorde (1)
Mars 2024
- Leçon avec
11 diapositives
NT2
ISK
extra oefenen: woordvolgorde (1)
Mars 2024
- Leçon avec
11 diapositives
NT2
ISK
extra oefenen: woordvolgorde (1)
Mai 2024
- Leçon avec
11 diapositives
NT2
ISK
extra oefenen: woordvolgorde (1)
Octobre 2024
- Leçon avec
11 diapositives
NT2
ISK
Extra oefenen: woordvolgorde
Février 2024
- Leçon avec
19 diapositives
NT2
ISK