Extra oefenen: woordvolgorde

• NT2
• ISK

Extra oefenen: Woordvolgorde

Doel:
Je kunt zinnen schrijven met verschillende woordvolgorde.

Hoe?

Let  goed op de volgorde van de woorden:
* soms moet je beginnen met de persoon ('wie')
* soms moet je beginnen met de tijd (' wanneer')

Controleer als je zinnen schrijft altijd:

1. de woordvolgorde

2. het werkwoord

3. hoofdletter en punt

4. lidwoorden (de, het, een)

5. voorzetsels (woorden voor ' waar')

Wie - werkwoord - wanneer - wat - waar - (2e werkwoord).

of

Wanneer - werkwoord - wie - wat - waar - (2e werkwoord).

één persoon  -enkelvoud 

twee of meer personen - meervoud

Vergeet ze niet.

Vergeet ze niet.

bijvoorbeeld: in, op, bij, naar.

Opdracht

Je krijgt 6 zinnen.

Je moet de zinnen afmaken. 

Je schrijft over school. 

Controleer elke zin!

Ik ...............

Wie - werkwoord - wanneer - wat - waar - (2e werkwoord).

of

Wanneer - werkwoord - wie - wat - waar - (2e werkwoord).

Om 9.00 uur .........

Wie - werkwoord - wanneer - wat - waar - (2e werkwoord).

of

Wanneer - werkwoord - wie - wat - waar - (2e werkwoord).

De leerlingen ......

Wie - werkwoord - wanneer - wat - waar - (2e werkwoord).

of

Wanneer - werkwoord - wie - wat - waar - (2e werkwoord).

Om 10.40 uur ......

Wie - werkwoord - wanneer - wat - waar - (2e werkwoord).

of

Wanneer - werkwoord - wie - wat - waar - (2e werkwoord).

De kantine......

Wie - werkwoord - wanneer - wat - waar - (2e werkwoord).

of

Wanneer - werkwoord - wie - wat - waar - (2e werkwoord).

De docent .....

Wie - werkwoord - wanneer - wat - waar - (2e werkwoord).

of

Wanneer - werkwoord - wie - wat - waar - (2e werkwoord).

Opdracht

Je maakt 6 zinnen.

Elke zin heeft 2 werkwoorden.

Controleer elke zin!

moeten - maken

Wie - werkwoord - wanneer - wat - waar - 2e werkwoord

of

Wanneer - werkwoord - wie - wat - waar - 2e werkwoord.

willen - geven

Wie - werkwoord - wanneer - wat - waar - 2e werkwoord

of

Wanneer - werkwoord - wie - wat - waar - 2e werkwoord.

gaan - inschrijven

Wie - werkwoord - wanneer - wat - waar - 2e werkwoord

of

Wanneer - werkwoord - wie - wat - waar - 2e werkwoord.

kunnen - krijgen

Wie - werkwoord - wanneer - wat - waar - 2e werkwoord

of

Wanneer - werkwoord - wie - wat - waar - 2e werkwoord.

mogen - kijken

Wie - werkwoord - wanneer - wat - waar - 2e werkwoord

of

Wanneer - werkwoord - wie - wat - waar - 2e werkwoord.

gaan - leren

Wie - werkwoord - wanneer - wat - waar - 2e werkwoord

of

Wanneer - werkwoord - wie - wat - waar - 2e werkwoord.

Ik kan zinnen schrijven met verschillende woordvolgorde.

0100

Wil je nog meer oefenen?