3. Grammatica zinsdelen meewerkend voorwerp

Grammatica zinsdelen

Herhaling les 1 en 2
Meewerkend voorwerp (mv)


1 / 23
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

Cette leçon contient 23 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

Grammatica zinsdelen

Herhaling les 1 en 2
Meewerkend voorwerp (mv)


Slide 1 - Diapositive

Lesdoelen

1. Herhalen lesdoelen van de vorige lessen
2. Je weet wat een meewerkend voorwerp is.
3. Je kunt een meewerkend voorwerp vinden in de zin.

Slide 2 - Diapositive

Herhaling: hoe vind je de persoonsvorm? (drie manieren)

Slide 3 - Question ouverte

Koppel de formules aan de juiste 
Onderwerp
Lijdend voorwerp
Meewerkend voorwerp
wie/wat + pv
wie / wat + wg + ow
aan wie/voor wie + wg + ow (+lv)

Slide 4 - Question de remorquage

In welke volgorde ontleed je een zin?

Slide 5 - Question ouverte

Maak een zin met de structuur:
ow – pv/wg – lv. pv / wg = geef

Slide 6 - Carte mentale

Ik geef bloemen.....
Maak de zin af door aan te geven
voor wie de bloemen zijn.

Slide 7 - Carte mentale

Maak een zin met de structuur:
ow – pv/wg – lv. pv / wg = vraagt

Slide 8 - Carte mentale

Jij vraagt iets.....
Maak de zin af door aan te geven
aan wie hij iets vraagt.

Slide 9 - Carte mentale

Maak een zin met de structuur:
ow – pv/wg – lv. pv / wg = bestellen

Slide 10 - Carte mentale

Wij bestellen een cadeau.....
Maak de zin af door aan te geven
aan wie wij een verhaal vertellen.

Slide 11 - Carte mentale

In de voorgaande zinnen heb je aangegeven aan wie je iets geeft of vraagt en voor wie we iets bestellen.


Zinnen waarin een lijdend voorwerp voorkomt, kun je soms uitbreiden door aan te geven voor wie het lijdend voorwerp bedoeld is of aan wie je het lijdend voorwerp wilt geven. Dit zinsdeel noemen we het meewerkend voorwerp. 

     

Slide 12 - Diapositive

Als er in een zin een lijdend voorwerp staat, kan er ook een meewerkend voorwerp (mv) in de zin staan.



Het meewerkend voorwerp (mv):
    - geeft aan voor wie het lijdend voorwerp bedoeld is.
    - kan voorkomen bij de werkwoorden geven of vertellen. 
      (of andere werkwoorden die ongeveer hetzelfde betekenen, 
       bv.  uitreiken, mailen, overhandigen, vragen enz.)
    - kan beginnen met aan of voor.


Zo vind je het meewerkend voorwerp (mv):
    - Stel de vraag: Aan wie of voor wie + pv + ow + lv + rest wg?
      Het antwoord op deze vraag is het mv.


Slide 13 - Diapositive

De clubleiding wil de enthousiaste supporters een gratis lidmaatschap geven.

Wat is het meewerkend voorwerp?
A
De clubleiding
B
de enthousiaste supporters
C
een gratis lidmaatschap
D
zit er niet in

Slide 14 - Quiz

Volgende week donderdag geeft de taxichauffeur de reizigers korting.

Wat is het meewerkend voorwerp?
A
korting
B
de taxichauffeur
C
de reizigers
D
zit er niet in

Slide 15 - Quiz

Onze leraar verzamelt oude lp’s voor zijn moeder.​

Wat is het meewerkend voorwerp?
A
Onze leraar
B
oude lp's
C
voor zijn moeder
D
zit er niet in

Slide 16 - Quiz

De verliefde jongen kocht een roos voor zijn verloofde.

Wat is het meewerkend voorwerp?
A
De verliefde jongen
B
een roos
C
voor zijn verloofde
D
zit er niet in

Slide 17 - Quiz

Gisteren heeft mijn moeder alle shirts van ons elftal gewassen.

Wat is het meewerkend voorwerp?
A
gisteren
B
mijn moeder
C
alle shirts van ons elftal
D
zit er niet in

Slide 18 - Quiz

Slide 19 - Lien

Slide 20 - Lien

Slide 21 - Lien

Slide 22 - Lien

Huiswerk

Leren blz. 3, 4, 5, 6, 8
Maken opdr. 1 blz. 8, 9, 10

+ maken werkblad (ow, wg, lv + mv)


Slide 23 - Diapositive