Toets ontwikkelingspsychologie/ontwikkelingsgebieden/BGER

Wat zijn beroepstaken
A
Verschillende manieren van leren
B
Taken die je dagelijks uitvoert als pedagogisch medewerker
C
Samenwerken in een leerteam
D
Activiteiten organiseren voor kinderen
1 / 20
suivant
Slide 1: Quiz
Pedagogisch werkMBOStudiejaar 4

Cette leçon contient 20 diapositives, avec quiz interactifs.

Éléments de cette leçon

Wat zijn beroepstaken
A
Verschillende manieren van leren
B
Taken die je dagelijks uitvoert als pedagogisch medewerker
C
Samenwerken in een leerteam
D
Activiteiten organiseren voor kinderen

Slide 1 - Quiz

Wat zijn werkeenheden
A
Dagelijkse taken van een pedagogisch medeweker
B
Leeracties
C
Herkenbare momenten in een werkdag van een pedagogisch medewerker
D
Een manier om te reflecteren

Slide 2 - Quiz

Wat betekent het begrip ontwikkelingspsychologie
A
Het bestuderen van kinderen en jongeren
B
Het bestuderen van volwassenen
C
Het bestuderen van ouderen
D
Het bestuderen van het menselijk gedrag

Slide 3 - Quiz

Welk ontwikkelingsgebied gaat over het denken, inzicht en geheugen
A
Motorische ontwikkeling
B
Sociale ontwikkeling
C
Creatief-expressieve ontwikkeling
D
Cognitieve ontwikkeling

Slide 4 - Quiz

Welk ontwikkelingsgebied gaat over samen spelen, samen delen, beurten geven, emoties uiten
A
Taalontwikkeling
B
Cognitieve ontwikkeling
C
Sociale emotionele ontwikkeling
D
Senso- motorische ontwikkeling

Slide 5 - Quiz

Wat betekent magisch denken
A
Werkelijkheid en fantasie lopen door elkaar
B
Inzicht in oorzaak en gevolg
C
Wat mag wel en wat mag niet
D
Fantasie denken

Slide 6 - Quiz

Wat is de betekenis van objectpermanentie
A
Het kind kan zich ergens een voorstelling van maken
B
Voorwerpen blijven bestaan ook als je ze niet ziet
C
Het kind kan zich slechts op 1 ding concentreren
D
Het kind beseft dat het een eigen persoon is

Slide 7 - Quiz

Een wipneus is een voorbeeld van interne factoren (nature)
A
Ja
B
Nee
C
Ik weet het niet
D
Combinatie van interne factoren en externe factoren

Slide 8 - Quiz

Welke leeftijd hoort bij de ontwikkelingsfase van een jonger schoolkind
A
6-10 jaar
B
12-16 jaar
C
4-6 jaar
D
10-12 jaar

Slide 9 - Quiz

Welke afbeelding hoort bij de ontwikkelingsfase jonger schoolkind
A
B
C
D

Slide 10 - Quiz

Een peuter is een kind tussen de
A
0-2 jaar
B
2-4 jaar
C
4-6 jaar
D
6-10 jaar

Slide 11 - Quiz

Lopen, rennen, huppelen hoort bij de
A
grove motoriek
B
fijne motoriek
C
cognitieve ontwikkeling
D
sociale ontwikkeling

Slide 12 - Quiz

Een moeilijk temperament bij baby's kenmerkt zich door
A
Weinig huilen, passen zich goed aan
B
Makkelijk gedrag maar bij verandering huilen
C
Veel huilen, overprikkeld zijn, veel aandacht vragen
D
Alle antwoorden zijn fout

Slide 13 - Quiz

Senso betekent
A
De ontwikkeling van de zintuigen
B
De ontwikkeling van gedachten en gevoelens
C
De ontwikkeling van de ledematen
D
De ontwikkeling van taal

Slide 14 - Quiz

Bij een kleuter vindt de creatief expressieve ontwikkeling plaats op de vlak of vlakken
A
Beeldende expressie
B
Muzikale expressie
C
Bewegingsexpressie
D
Alle antwoorden zijn goed

Slide 15 - Quiz

Het fonologisch aspect van taal heeft te maken met de
A
Grammaticale regels en zinsconstructies
B
Sociale en communicatieve gebruik van een taal
C
Woorden en woordcombinaties
D
Klankontwikkeling

Slide 16 - Quiz

Symboolbewustzijn is
A
Sociaal brabbelen
B
Een woordzinnen
C
Klanken en woorden krijgen steeds meer betekenis
D
Geluiden maken

Slide 17 - Quiz

Wat is een affectief klimaat
A
Het ontplooien van talenten
B
Een veilige fysieke omgeving
C
Geborgenheid, steun en begrip krijgen van ouders/opvoeders
D
Het stellen van grenzen, het geven van regels

Slide 18 - Quiz

In een verticale groep zitten kinderen in de leeftijd van
A
0-2 jaar
B
2-4 jaar
C
4-12 jaar
D
0-4 jaar

Slide 19 - Quiz

Vul in
A
Deze opleiding past bij mij
B
Deze opleiding past niet bij mij

Slide 20 - Quiz