Log alvast in op LessonUp (de code staat linksonder in beeld).
§4 Voor- en achtervoegsels
1 / 27
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvmbo k, tLeerjaar 2
Cette leçon contient 27 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.
La durée de la leçon est: 45 min
Éléments de cette leçon
CURSUS 4: Taal
paragraaf 1
Cursus 4: TAAL
Open alvast je boek op blz. 92-93.
Log alvast in op LessonUp (de code staat linksonder in beeld).
§4 Voor- en achtervoegsels
Slide 1 - Diapositive
Je kunt uitleggen hoe onze taal verandert.
Je weet wat neologismen zijn en hoe die ontstaan.
Je weet hoe een woord met een voor- of achtervoegsel wordt gevormd.
Lesdoelen
Slide 2 - Diapositive
In deze les gaan we:
Terugblikken op de vorige lessen;
verder met Cursus 4: Taal, paragraaf 4 en 5;
in gesprek over de begrippen taalverandering, neologismen en voor - en achtervoegsels.
Slide 3 - Diapositive
Geen telefoons.
Gebruik je iPad alleen als dat nodig is.
Als de docent aan het woord is, is de rest van de klas stil.
Als een klasgenoot aan het woord is, is de rest van de klas stil.
Kortom, we luisteren naar elkaar en weten wanneer we mogen praten.
De regels tijdens de lessen Nederlands
Slide 4 - Diapositive
Nieuwe woorden noem je ook wel neologismen.
A
Waar
B
Niet waar
Slide 5 - Quiz
Hoe komen wij eigenlijk aan neologismen? Noem één manier.
Slide 6 - Question ouverte
Wanneer is een 'nieuw woord' niet meer 'nieuw'? Probeer dit in je eigen woorden uit te leggen.
Slide 7 - Question ouverte
Ontlening. We nemen een woord volledig over uit een andere taal.
Samenstelling. Twee woorden worden samengevoegd tot één.
Een hele nieuwe vorm. Dit komt niet heel vaak meer voor.
Hoe ontstaan nieuwe woorden dan?
Slide 8 - Diapositive
Dat betekent dat mensen de nieuwe woorden maar voor een korte periode gebruiken. Wordt het woord wel langer gebruikt? Dan komt het woord in het woordenboek. Denk maar eens aan de woorden die tijdens covid zijn ontstaan:
raamvisite, hoestschaamte,
Neologismen zijn trendgevoelig
Slide 9 - Diapositive
Ook jongerentaal levert nieuwe woorden op. Denk aan matties, rwina of herres. In jongerentaal ontstaan nieuwe woorden vaak door ontlening: woorden worden geleend uit Surinaams, Turks of Engels
Jongerentaal
Slide 10 - Diapositive
Disrespectvol?
Slide 11 - Diapositive
www.instagram.com
Slide 12 - Lien
Is een stukje dat voor een woord wordt geplakt om een nieuw woord te maken.
Soms loopt het gebruik van voor- en achtervoegsels uit de hand. Er onstaan dan woorden die eigenlijk helemaal niet bestaan, maar best vaak worden gebruikt.
Hoe veel woorden uit het filmpje gebruik jij wel eens?
Vol = vol
Slide 18 - Diapositive
www.instagram.com
Slide 19 - Lien
Wat?
Cursus 7, paragraaf 4: Voor- en achtervoegsels.
Opdracht 1 (blz. 92-93).
Hoe?
Klassikaal
Hulp
Steek je vinger op als je een vraag hebt.
Tijd
10 minuten.
Klaar?
Je gaat straks opdracht 2 en 3 nog maken.
Opdracht 1 (klassikaal)
timer
10:00
Slide 20 - Diapositive
Wat?
Cursus 7, paragraaf 4: Voor- en achtervoegsels.
Opdracht 2 en 3 (blz. 92-93).
Hoe?
Zelfstandig. De eerste vijf minuten in stilte, daarna overleggen.
Hulp
Steek je vinger op als je een vraag hebt.
Tijd
10 minuten.
Klaar?
Maak puzzel 10 (blz. 259).
Opdracht 2 en 3 (individueel)
timer
10:00
Slide 21 - Diapositive
Verandert de Nederlandse taal vaak? Wat denk jij?
A
De taal verandert vaak
B
De taal verandert nu al een tijdje niet meer
C
De taal verandert nooit
Slide 22 - Quiz
Je kunt uitleggen hoe onze taal verandert.
Je weet wat neologismen zijn en hoe die ontstaan.
Je weet hoe een woord met een voor- of achtervoegsel wordt gevormd.
Lesdoelen
Slide 23 - Diapositive
Wat is de functie van voor- en achtervoegsels? Leg uit in je eigen woroden.
Slide 24 - Question ouverte
Wat vind je tot nu toe goed gaan tijdens de lessen Nederlands?
Slide 25 - Carte mentale
Wat kan nog beter tijdens de lessen Nederlands?
Slide 26 - Carte mentale
Wie heeft nog een vraag over wat we vandaag hebben behandeld?