Blok 5.7 C Kijken en luisteren

Kijken en luisteren
- taalgebruik
- doelgroep
- stemgebruik
- agrumenten

1 / 24
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 2

Cette leçon contient 24 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 8 vidéos.

Éléments de cette leçon

Kijken en luisteren
- taalgebruik
- doelgroep
- stemgebruik
- agrumenten

Slide 1 - Diapositive

Slide 2 - Diapositive

Overtuigen met argumenten
Als iemand wil overtuigen, zorgt hij eerst dat hij genoeg over het onderwerp weet. Daarna vormt hij zijn mening: hij bedenkt wat hij ervan vindt en waarom hij dat vindt. Want om de kijkers echt te kunnen overtuigen, moet hij bewijzen dat hij gelijk heeft. Hij moet goede argumenten (redenen) geven.

Slide 3 - Diapositive

Spreekdoel: overtuigen
 Je komt overal het spreekdoel overtuigen tegen.
Welke argumenten worden er gegeven?

Slide 4 - Diapositive

Slide 5 - Vidéo

Welk argument(en) worden er genoemd?

Slide 6 - Carte mentale

3

Slide 7 - Vidéo

00:50
Ben je het eens of oneens met deze jongen?

Slide 8 - Carte mentale

01:00
Wat vind je van haar mening?

Slide 9 - Carte mentale

01:02
Wat is denk je de mening van de oude man?

Slide 10 - Carte mentale

Spreekdoel, taalgebruik en stemgebruik
  • Als iemand iets vertelt, dan doet hij dat met een doel. Dit noem je het spreekdoel. de vijf spreekdoelen die jullie hebben geleerd zijn informeren, amuseren, of overhalen, uitleggen of overtuigen zijn.

  • Aan wie de spreker iets wil vertellen, noem je het publiek of doelgroep.
    Het publiek kan bijvoorbeeld een klein kind, een groep jongeren of een volwassene zijn. Het taalgebruik moet passen bij het spreekdoel en het publiek.

  • Er wordt formele taal gebruikt in het NOS journaal en informele taal in Sesamstraat. 

  • Bovendien past de spreker het stemgebruik aan. In het NOS journaal is het stemgebruik normaal en rustig, in een kinderprogramma is het hoog en vrolijk.
    Het verschil in stemgebruik maakt programma’s aantrekkelijk voor de andere doelgroepen.

Slide 11 - Diapositive

Welke spreekdoelen
Je ziet en hoort verschillende fragmenten.

Welk spreekdoel hoort bij de fragmenten?

Slide 12 - Diapositive

Slide 13 - Vidéo

Slide 14 - Vidéo

Slide 15 - Vidéo

Slide 16 - Vidéo

Slide 17 - Vidéo

Spreekdoel, taalgebruik en stemgebruik

Slide 18 - Diapositive

Einde van de les
Maak nu in Learnbeat 5.7 C

Slide 19 - Diapositive

Spreken
Mensen die op televisie presenteren, willen graag dat mensen blijven kijken en luisteren. Daarom proberen zij hun boodschap zo aantrekkelijk mogelijk te maken. Dat doen zij vooral door hun taal- en stemgebruik aan te passen aan het publiek. De toonhoogte, het volume, het tempo en de intonatie passen bij het spreekdoel en het publiek. Daarnaast letten ze op het soort woorden dat ze gebruiken. Je gebruikt simpele woorden als je iets tegen kleine kinderen zegt, maar je kunt moeilijke woorden gebruiken als je tegen volwassenen spreekt.

Slide 20 - Diapositive

Slide 21 - Vidéo

Vindt hij dat je van brood dik wordt?

Slide 22 - Carte mentale

Wat vind je van de mening van deze man?

Slide 23 - Carte mentale

Overtuigen met argumenten
Als iemand wil overtuigen, zorgt hij eerst dat hij genoeg over het onderwerp weet. Daarna vormt hij zijn mening: hij bedenkt wat hij ervan vindt en waarom hij dat vindt. Want om de kijkers echt te kunnen overtuigen, moet hij bewijzen dat hij gelijk heeft. Hij moet goede argumenten (redenen) geven.

Slide 24 - Diapositive