Herhaling zinsdelen 1hv

10 min lezen
1 / 26
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

Cette leçon contient 26 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

10 min lezen

Slide 1 - Diapositive

Planning van vandaag

- Herhaling
- Uitleg
- Zelfstandig werken

Slide 2 - Diapositive

De grote herhalingsquiz!
Weet jij nog welke woordsoorten er allemaal zijn?
Of ben jij beter in zinsdelen?
De Grote Herhalingsquiz!
Wat weet jij van woordsoorten?
Wat weet jij van zinsdelen?

Slide 3 - Diapositive

Ik scoor een 10 op deze herhalingsquiz!

Slide 4 - Sondage

Wat is de pv in deze zin:
Mike tekent in zijn boek.
A
Mike
B
tekent
C
in
D
boek

Slide 5 - Quiz

Wat is het onderwerp in deze zin:
Ik liep naar school.
A
Ik
B
liep
C
naar
D
school

Slide 6 - Quiz

Wat is het wg in deze zin:
Op een goede dag was Remi weggelopen van huis.
A
Op een goede dag
B
was
C
was weggelopen
D
Remi

Slide 7 - Quiz

Wat is het lv in deze zin:
Ik heb een cadeau voor jou gekocht.
A
Ik
B
heb gekocht
C
een cadeau
D
voor jou

Slide 8 - Quiz

Wat is het meewerkend voorwerp (mv) in de volgende zin:
Heeft Max zijn cadeau al aan Lise gegeven?
A
Heeft gegeven
B
Max
C
Zijn cadeau
D
aan Lise

Slide 9 - Quiz

Wat is het bwb in de volgende zin:
Het corso vindt plaats in augustus.
A
Het corso
B
vindt
C
plaats
D
in augustus

Slide 10 - Quiz

Wat is de pv in deze zin:
Riep mijn moeder mij nou?
A
Riep
B
mijn
C
moeder
D
mij

Slide 11 - Quiz

Wat is het onderwerp in deze zin:
Inge en Lucy moesten hard rennen om droog binnen te komen.
A
Inge en Lucy
B
moesten rennen
C
hard
D
Inge

Slide 12 - Quiz

Wat is het wg in deze zin:
Gisteren heb ik mijn huiswerk niet gemaakt.
A
Gisteren
B
heb
C
ik
D
heb gemaakt

Slide 13 - Quiz

Wat is het lv in deze zin:
Frits stal een koekje uit de kast.
A
Frits
B
stal
C
een koekje
D
uit de kast

Slide 14 - Quiz

Wat is het mv in de volgende zin:
Paul geeft zijn snoep aan Mark.
A
Paul
B
geeft
C
zijn snoep
D
aan Mark

Slide 15 - Quiz

Wat is de bwb in de volgende zin:
In verband met de drukte zet de NS een extra trein in.
A
In verband met de drukte
B
zet in
C
de NS
D
een extra trein

Slide 16 - Quiz

Wat is het wg in de volgende zin:
Levi heeft de bus genomen naar zijn werk
A
Levi
B
heeft
C
de bus
D
heeft genomen

Slide 17 - Quiz

Wat is het onderwerp in de volgende zin:
Op zaterdag moet Cleo altijd turnen.
A
Op zaterdag
B
moet
C
Cleo
D
turnen

Slide 18 - Quiz

Wat is het lijdend voorwerp (lv) in de volgende zin:
Wij hebben boeken geleend uit de kast.
A
Wij
B
hebben geleend
C
boeken
D
uit de kast

Slide 19 - Quiz

Wat is het mv in de volgende zin:
Ik vertel jou geen antwoorden voor de toets!
A
Ik
B
jou
C
antwoorden
D
toets

Slide 20 - Quiz

Wat is de bwb in de volgende zin:
Het gaat misschien regenen...
A
Het
B
gaat
C
misschien
D
regenen

Slide 21 - Quiz

Wat is het onderwerp in deze zin:
Was de paarse krokodil achter gebleven in het zwembad?
A
Was
B
de paarse krokodil
C
krokodil
D
in het zwembad

Slide 22 - Quiz

Wat is het wg in deze zin:
Heeft Ymke haar spullen opgeruimd vandaag?

A
Heeft
B
Ymke
C
opgeruimd
D
heeft opgeruimd

Slide 23 - Quiz

Wat is het lv in deze zin:
Mia vertelde gisteren een geheim.
A
Mia
B
vertelde
C
gisteren
D
een geheim

Slide 24 - Quiz

Ik scoor een voldoende op de toets!

Slide 25 - Sondage

Aan de slag
Je mag kiezen hoe je de rest van je tijd besteedt:
1. Online maken §13 ZD mixopdrachten
2. Online oefenen specifiek onderdeel. Ga hiervoor naar de paragraaf en klik niet op Start, maar rechts op Trainen.
3. Oefenen met opdrachten in je boek.

Heb je nog vragen over zinsdelen, stel ze nu!

Slide 26 - Diapositive