geluk h3

1 / 10
suivant
Slide 1: Diapositive
LevensbeschouwingMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

Cette leçon contient 10 diapositives, avec diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Slide 1 - Diapositive

emoties
(fight or flight)

Slide 2 - Diapositive

Hoe werken je hersenen
Je functioneert omdat hersencellen (1 mld) seintjes, schokjes, doorgeven aan elkaar.
Na elke gedachte, elke actie of elk gevoel is ons brein anders dan daarvoor
--> je maakt namelijk nieuwe verbindingen
--> dit kan door bewuste en onbewuste gedachten
Hoe meer verbindingen; des te makkelijker is het om nieuwe verbindingen te maken!

Slide 3 - Diapositive

Hoe werken je hersenen
Door die verbindingen leer je nieuwe dingen. Je leert beter wanneer je:
-30 dagen lang iets herhaalt (meerdere keren p. dag)
-je iets met emotie doet 

Slide 4 - Diapositive

Hersenhelften
Rechterhersenhelft: activiteit bij nare dingen
Linkerhersenhelft: activiteit bij fijne, leuke dingen

Slide 5 - Diapositive

Hoe werken je hersenen
Het deel van je hersenen dat ervoor zorgt dat je overleeft, is heel erg dominant: 
je brein is ingesteld op het vermijden van gevaar --> je bent je dus meer bewust van negatieve dingen

Je zult dus ook sneller verbindingen aanmaken bij negatieve dingen dan positieve dingen!
--> 80% van je gedachten is negatief!! (emotie --> sterkere verbinding!!)

Slide 6 - Diapositive

Denken en geluk
1. Alles wat je denkt, doet of voelt maakt nieuwe verbindingen in
    je hersenen!
2. Alle negatieve en positieve gedachten maken ook
     verbindingen aan. 
3. 80% van je gedachten is negatief
4. Negatievere emoties maken sterkere verbindingen dan
     positieve

Slide 7 - Diapositive

Dus...
Bewust denken:  de meeste
gedachten zijn negatief en niet waar (!)
negatieve gedachten ---> positieve gedachten 
De positieve gedachten stimuleren dan de linkerhersenhelft 
--> betere verbindingen in deze hersenhelft
En dan word je gelukkig(er)!

Slide 8 - Diapositive

Maar hoe doe je dat? 
Omdenken! 
Denk niet: ik moet, ik had, ik zou moeten, ik kan niet, ja, maar
Maar: 
Ik ga, Ik wil, Ik heb besloten, Ik zal, Ik kan, Ja, en

Slide 9 - Diapositive

werken aan opdrachten
6, 7, 9 (let op: huiswerkopdracht!)

Slide 10 - Diapositive