5.2 lezen + herhaling basisbegrippen

H6 lezen + basisbegrippen
Beantwoorden van meerkeuzevragen

Basisbegrippen leesvaardigheid
1 / 25
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

Cette leçon contient 25 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

H6 lezen + basisbegrippen
Beantwoorden van meerkeuzevragen

Basisbegrippen leesvaardigheid

Slide 1 - Diapositive

Je krijgt een meerkeuzevraag. Wat is jouw aanpak?

Slide 2 - Carte mentale

Aanpak meerkeuzevragen

  1. Lees de vraag en formuleer zelf het antwoord. Kijk daarna of jouw antwoord erbij staat. 

Slide 3 - Diapositive

Aanpak meerkeuzevragen
2. Ga verder met de volgende vragen als je een vraag niet kunt beantwoorden. Ga aan het eind terug naar de vragen die je hebt overgeslagen. Waarschijnlijk heb je nu een beter zicht op de tekst. 
Vergeet niet een uitroeptekens (o.i.d.) bij de vraag te zetten, zodat je weet dat je terug naar deze vraag moet. 

Slide 4 - Diapositive

Aanpak meerkeuzevragen

3. Gebruik de wegstreepstrategie als je twijfelt over een antwoord. Streep de antwoorden weg die zeker niet goed zijn. 


Slide 5 - Diapositive

Aanpak meerkeuzevragen

4. Ga af op je eerste indruk als je nog steeds twijfelt. 


Slide 6 - Diapositive

Basisbegrippen leesvaardigheid

Slide 7 - Diapositive

Hoe omschrijf je het onderwerp van een tekst?

Slide 8 - Question ouverte

Wat is waar over een hoofdgedachte?
A
De hoofdgedachte is een stukje van een zin.
B
De hoofdgedachte is nooit een vraag.
C
De hoofdgedachte staat altijd in het slot.
D
De hoofdgedachte staat altijd in de inleiding.

Slide 9 - Quiz

Slide 10 - Diapositive

Benoem de vier tekstsoorten.

Slide 11 - Question ouverte

informeren
amuseren
overtuigen
activeren
uiteenzetting
stripverhaal
flyer
betoog

Slide 12 - Question de remorquage

Slide 13 - Diapositive

Slide 14 - Diapositive

signaalwoord + verband:

Grote schoonmaak
Opruimen is niet mijn sterkste kant. Rotzooi maken kan ik daarentegen wel goed.

A
Signaalwoord: niet Verband: opsomming
B
Signaalwoord: niet Verband: toelichting
C
Signaalwoord: daarentegen Verband: tegenstelling
D
Signaalwoord: daarentegen Verband: voorbeeld

Slide 15 - Quiz

Signaalwoord: waarmee

Tekstverband
A
vergelijking
B
doel-middel
C
reden
D
conclusie

Slide 16 - Quiz

Signaalwoord: Omdat
A
Opsomming
B
Tegenstelling
C
Redengevend
D
Oorzaak-gevolg

Slide 17 - Quiz

Heeft een betoog een tweedeling of een driedeling?

Slide 18 - Question ouverte

Slide 19 - Diapositive

Welke functie vind je NIET in de inleiding
A
aanleiding
B
samenvatting
C
argument
D
een persoon introduceren

Slide 20 - Quiz

Welke functie vind je NIET in het slot
A
een toelichting geven
B
een advies geven
C
een samenvatting geven

Slide 21 - Quiz

Slide 22 - Diapositive

Functiewoorden.
Wat is een weerlegging?
A
Laten zien dat een argument/argumentatie niet juist is.
B
Extra, nauwkeuriger omschreven informatie bij een onderwerp
C
Het verduidelijken van iets door meer details te geven en/of de mening iets minder scherp te maken.
D
Formulering van een probleem met de bedoeling het te gaan oplossen

Slide 23 - Quiz

Functiewoorden.
Wat is een verklaring?
A
Een omschrijving van een probleem.
B
Een goede raad.
C
Een reactie op een bepaalde mening.
D
Een uitleg van een verschijnsel of situatie.

Slide 24 - Quiz

Geef hier aan hoe de stand van zaken is wat betreft leesvaardigheid.
Leesvaardigheid gaat mij goed af.
Ik snap alle begrippen. Ik ga nog zelfstandig oefenen.
Ik snap alle begrippen, maar ik zou graag nog samen willen oefenen.
Ik wil graag nog uitleg over sommige begrippen.

Slide 25 - Sondage