Zoek op in een woordenboek of een woord vrouwelijk of mannelijk is.
Slide 12 - Diapositive
Vrouwelijke woorden - achtervoegsel
- heid: overheid, waarheid
-de, -te: liefde, gemeente
-ing, opmerking, regering
-ij: partij
-ie: familie, politie
-theek: bibliotheek, mediatheek
-tuur: natuur, cultuur
Slide 13 - Diapositive
Verwijswoorden
wat (i.p.v. dat)
1. na overtreffende trap - dit is het mooiste wat ik ooit las.
2. hele zin:ik ga vanmiddag zwemmen, wat ik heel leuk vind.
3. bij onbepaald vnw: er is niets wat ik niet kan leren.
wie of waar
wie + voorzetsel: personen Hij is degene op wie ik het meest vertrouw.
waar + voorzetsel: dingen/dieren Dat een plus een twee is, is iets waarop je kan vertrouwen.
Slide 14 - Diapositive
maken werkboek H4
Formuleren H4 blz. 115 (?)
opdracht 1, 2 en 4
Slide 15 - Diapositive
MEERVOUD
Spelling H4: Meervoud:
-en
-s/'s
- en met trema (:)
- twee meervoudsvormen
Slide 16 - Diapositive
Meervoud op -en
Woorden die eindigen op een medeklinker
krijgen meestal -en in het meervoud.
Als het voor de uitspraak nodig is, verdubbel je
de medeklinker of verenkel je de klinker.
kat - katten (niet: *katen),
beer - beren (niet *beeren)
Slide 17 - Diapositive
meervoud op 's
Let op dat de uitspraak goed blijft!
cavia's
kiwi's
piano's
accu's
baby's
meervoud op -s
________________________________
etalages
horloges
tafels
jongens
Slide 18 - Diapositive
Meervoud van ZN
Slide 19 - Diapositive
mv bijzondere gevallen
Soms heeft een meervoud een bijzonderheid:
* zeeman = zeelui, *technicus=technici
Of helemaal geen meervoud, zoals koffie, rijst, melk.
Slide 20 - Diapositive
Twee meervouden
Sommige zn hebben twee meervoudsvormen:
datum: datums of data
weide: weiden, weides
museum: museums of musea
gemeente: gemeentes of gemeenten
-> Als een woord twee meervouden heeft, noteer je beide!
Slide 21 - Diapositive
maken werkboek H4
Spelling H4 blz. 117 (?)
opdracht 1, 2 en 3
Slide 22 - Diapositive
Slide 23 - Vidéo
maken oefentoets
Tijdens het maken van de oefentoets is het stil
Je mag tijdens de toets geen vragen stellen
Na afloop bespreken we de toets en kijk je hem zelf na
Tip: arceer/onderstreep in de tekst signaalwoorden die je tegenkomt. Kijk naar: bron, inleiding, slot, bedenk wat de hoofdgedachte is: wat is het belangrijkste over het onderwerp wat de schrijven je wil vertellen?
Als je klaar bent ga je Taalverzorging spelling maken op de digitale methode. (via Magister) Begin bij hoofdstuk 1.
Slide 24 - Diapositive
nakijken oefentoets
Kijk na met een andere kleur pen/potlood. Noteer het aantal punten per vraag voor de kantlijn.
Kijk ook of je in een goede volledige zin hebt geantwoord (met hoofdletter!) Zo niet-> -0,5 aan het einde
Bekijk welk cijfer je voor deze toets zou hebben.
Slide 25 - Diapositive
Sprookje Roodkapje
Wat is een sprookje eigenlijk?
Slide 26 - Diapositive
Sprookjes
Sprookjes zijnfantasieverhalen (dus fictie) en dus niet echt, maar vaak gaat het wel over mensen die in de tijd van het sprookje echt hadden kunnen bestaan. Toch komt er altijd wel iets van bijvoorbeeld magie in voor en meestal zorgt dat er ook voor dat het sprookje zo mooi en goed eindigt.
Slide 27 - Diapositive
Slide 28 - Vidéo
STRAATTAAL
is een vorm van jongerentaal, is de mengtaal die jongeren van verschillende achtergronden in het dagelijks leven spreken op school en op straat, naast de standaardtaal van het land waar ze wonen.
Slide 29 - Diapositive
Kan je overal en in alle situaties straattaal spreken?